ECLI:NL:HR:2011:BQ1213
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- E.N. Punt
- J.A.C.A. Overgaauw
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Herziening van omzetbelasting bij ingebruikneming van onroerende zaak door maatschap
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de teruggaaf van omzetbelasting. De belanghebbende, een maatschap die een champignonkwekerij exploiteert, had de Inspecteur verzocht om teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 2004 tot en met 31 maart 2004. De Inspecteur had dit verzoek deels ingewilligd, maar na bezwaar werd de beschikking door de Rechtbank te Breda vernietigd en werd een hogere teruggaaf verleend. De Inspecteur ging in hoger beroep bij het Gerechtshof, dat de uitspraak van de Rechtbank bevestigde. Hierop heeft de belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelde dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven. De zaak betrof de vraag of de maatschap recht had op herziening van de in rekening gebrachte omzetbelasting die niet eerder in aftrek was gebracht. De Hoge Raad stelde vast dat de maatschap het pand, dat in de periode mei 2002 tot en met februari 2004 was gebouwd, zowel voor privé- als zakelijke doeleinden had gebruikt. Dit gebruik gaf de maatschap het recht om de in rekening gebrachte omzetbelasting alsnog in aftrek te brengen, ook voor de tijdvakken waarin deze niet eerder was opgevoerd.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en werd de belanghebbende het griffierecht vergoed. Dit arrest benadrukt de mogelijkheid van herziening van omzetbelasting bij gewijzigde gebruiksdoeleinden van onroerende zaken.