ECLI:NL:HR:2011:BQ0786
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie van het Openbaar Ministerie tegen niet-ontvankelijkheid in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van het Openbaar Ministerie (OM) tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 21 juli 2010 uitspraak deed in de strafzaak tegen een verdachte. Het Hof had geoordeeld dat het OM niet-ontvankelijk was in zijn hoger beroep, omdat er geen ondertekende akte in het dossier aanwezig was waaruit bleek dat het OM hoger beroep had ingesteld tegen het eindvonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 15 september 2009. De Hoge Raad heeft de zaak op 24 mei 2011 behandeld en het oordeel van het Hof bevestigd.
De feiten van de zaak zijn als volgt: op 15 september 2009 heeft de officier van justitie, mr. W. Ludwig, een akte rechtsmiddel opgemaakt waarin hij verklaart beroep in te stellen tegen een beslissing van de Meervoudige Strafraadkamer. Echter, in het dossier bevond zich geen ondertekende akte die het hoger beroep tegen het eindvonnis van de rechtbank bevestigde. Het Hof concludeerde dat de akte die wel aanwezig was, betrekking had op een andere beslissing en dat de fout voor rekening van het OM diende te komen. Het Hof oordeelde dat het OM niet-ontvankelijk moest worden verklaard in het hoger beroep, omdat de resterende beroepstermijn niet was gebruikt om de fout te herstellen.
De Hoge Raad heeft het middel van cassatie dat door de Advocaat-Generaal was voorgesteld, verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof geen blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en dat het ook niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad bevestigde daarmee de beslissing van het Hof en verklaarde het beroep ongegrond. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de vereisten voor het instellen van hoger beroep door het OM verduidelijkt en de gevolgen van een onjuiste akte benadrukt.