ECLI:NL:HR:2011:BQ0786

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03287
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van het Openbaar Ministerie tegen niet-ontvankelijkheid in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van het Openbaar Ministerie (OM) tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 21 juli 2010 uitspraak deed in de strafzaak tegen een verdachte. Het Hof had geoordeeld dat het OM niet-ontvankelijk was in zijn hoger beroep, omdat er geen ondertekende akte in het dossier aanwezig was waaruit bleek dat het OM hoger beroep had ingesteld tegen het eindvonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 15 september 2009. De Hoge Raad heeft de zaak op 24 mei 2011 behandeld en het oordeel van het Hof bevestigd.

De feiten van de zaak zijn als volgt: op 15 september 2009 heeft de officier van justitie, mr. W. Ludwig, een akte rechtsmiddel opgemaakt waarin hij verklaart beroep in te stellen tegen een beslissing van de Meervoudige Strafraadkamer. Echter, in het dossier bevond zich geen ondertekende akte die het hoger beroep tegen het eindvonnis van de rechtbank bevestigde. Het Hof concludeerde dat de akte die wel aanwezig was, betrekking had op een andere beslissing en dat de fout voor rekening van het OM diende te komen. Het Hof oordeelde dat het OM niet-ontvankelijk moest worden verklaard in het hoger beroep, omdat de resterende beroepstermijn niet was gebruikt om de fout te herstellen.

De Hoge Raad heeft het middel van cassatie dat door de Advocaat-Generaal was voorgesteld, verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof geen blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en dat het ook niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad bevestigde daarmee de beslissing van het Hof en verklaarde het beroep ongegrond. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de vereisten voor het instellen van hoger beroep door het OM verduidelijkt en de gevolgen van een onjuiste akte benadrukt.

Uitspraak

24 mei 2011
Strafkamer
nr. 10/03287
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, van 21 juli 2010, nummer 24/002636-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep.
2.2. Het bestreden arrest houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"In het dossier bevindt zich een akte rechtsmiddel d.d. 15 september 2009, waarin mr. W. Ludwig, officier van justitie in het arrondissement Zwolle-Lelystad, verklaart beroep in te stellen tegen de beslissing betreffende verdachte omtrent een afwijzing vordering d.d. 15 september 2009 gewezen door de Meervoudige Strafraadkamer. Ook is vermeld op de akte rechtsmiddel het appelnummer 09/1076. Dit nummer is doorgehaald en daarbij is met pen geschreven het nummer 1229.
Het hof stelt vast dat zich in het dossier geen ondertekende akte bevindt waarbij door het openbaar ministerie hoger beroep is ingesteld tegen het in de zaak tegen verdachte gewezen (eind-)vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 15 september 2009. Uit het onderzoek ter terechtzitting is wel komen vast te staan dat de officier van justitie voornemens is geweest het hoger beroep te richten op het eindvonnis, zodat vaststaat dat een onjuiste akte is opgemaakt. Naar het oordeel van het hof dient de omstandigheid dat een onjuiste akte is opgemaakt echter voor rekening te komen van het openbaar ministerie. Nu de onjuiste akte door de officier van justitie is ondertekend en de resterende beroepstermijn niet is gebruikt om deze fout te herstellen dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard te worden in het hoger beroep."
2.3. Het Hof heeft geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn hoger beroep, aangezien zich in het dossier geen ondertekende akte bevindt waarbij door het Openbaar Ministerie hoger beroep is ingesteld tegen het in de zaak tegen de verdachte gewezen eindvonnis. Het Hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat de akte die zich wel in het dossier bevindt betrekking heeft op een andere beslissing, namelijk een "afwijzing vordering" door de "Meervoudige Strafraadkamer", dat deze door de griffier opgemaakte akte door de Officier van Justitie is ondertekend en dat de resterende beroepstermijn niet door het Openbaar Ministerie is gebruikt om deze fout te herstellen. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk.
2.4. Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 24 mei 2011.