ECLI:NL:HR:2011:BQ0758

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01124
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betekening van de inleidende dagvaarding in hoger beroep en de gevolgen voor cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 mei 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1957 en wonende te [woonplaats], had hoger beroep ingesteld tegen een bij verstek gewezen vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Groningen. De advocaat van de verdachte, mr. L.S. Slinkman, had middelen van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal Hofstee concludeerde tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad beoordeelde of de inleidende dagvaarding in hoger beroep correct was betekend. De stukken toonden aan dat de dagvaarding op 15 april 2009 was uitgereikt aan de gemachtigde van de verdachte, mr. Slinkman, wat volgens de wet geldt als een uitreiking in persoon aan de verdachte zelf. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte in de gelegenheid was geweest om te klagen over de wijze van betekening, maar hiervan geen gebruik had gemaakt. Dit leidde tot de conclusie dat er in cassatie niet met vrucht kon worden geklaagd over de betekening.

De Hoge Raad verwierp het beroep en oordeelde dat het middel faalde. De beslissing werd genomen zonder nadere motivering, aangezien het middel niet leidde tot rechtsvragen die van belang waren voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het arrest werd uitgesproken door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in aanwezigheid van waarnemend griffier J.D.M. Hart.

Uitspraak

31 mei 2011
Strafkamer
nr. 10/01124
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 16 oktober 2009, nummer 24/000998-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. L.S. Slinkman, advocaat te Hoogezand, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel.
2.1. Het middel klaagt dat het Hof de inleidende dagvaarding ten onrechte niet nietig heeft verklaard.
2.2. Bij de op de voet van art. 434 Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
(i) een aantekening mondeling vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Groningen van 10 juni 2008, inhoudende dat de verdachte bij verstek is veroordeeld;
(ii) een akte rechtsmiddel, inhoudende dat op 14 april 2009 door mr. L.S. Slinkman, advocaat te Hoogezand, namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen het hiervoor onder (i) bedoelde vonnis;
(iii) een akte van uitreiking, gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om op 16 oktober 2009 ter terechtzitting in hoger beroep van het Gerechtshof te Leeuwarden te verschijnen, inhoudende dat deze dagvaarding op 15 april 2009 ter plaatse in het Gerechtsgebouw in persoon is uitgereikt aan de gemachtigde van de verdachte, te weten mr. Slinkman;
(iv) een aan de hiervoor onder (iii) genoemde akte van uitreiking gehecht schrijven van de griffier van de Rechtbank, inhoudende dat een kopie van de dagvaarding in hoger beroep op 15 april 2009 door de griffier in persoon is uitgereikt aan mr. Slinkman, raadsman van de verdachte;
(v) een proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 16 oktober 2009 met de daarin opgenomen aantekening mondeling arrest, inhoudende dat aldaar de verdachte noch diens raadsman mr. L.S. Slinkman zijn verschenen en dat de verdachte bij verstek is veroordeeld.
2.3. Op grond van het vorenstaande moet het ervoor worden gehouden dat de dagvaarding in hoger beroep op de voet van art. 408a Sv is uitgereikt aan mr. Slinkman, als gemachtigde van de verdachte. Die uitreiking geldt ingevolge art. 450, vierde lid, Sv als een uitreiking in persoon aan de verdachte. Nu de verdachte aldus in de gelegenheid is geweest in hoger beroep te klagen over de wijze van betekening van de inleidende dagvaarding, doch van die gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt, kan daarover in cassatie niet met vrucht worden geklaagd (vgl. HR 12 maart 2002, LJN AD5163, NJ 2002/317 rov. 3.29 en 3.41).
2.4. Het middel faalt.
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 31 mei 2011.