ECLI:NL:HR:2011:BQ0593
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Hoofdelijkheid van verbintenissen in het verbintenissenrecht met betrekking tot het rooien van bomen op cultuurgrond
In deze zaak gaat het om de rechtsgevolgen van het rooien van een groot aantal bomen op een perceel cultuurgrond te Wanroy. De eisers, [Eiser 1] en [Eiseres 2], hebben deze grond op 15 december 1997 geleverd aan [betrokkene 1] en [verweerder], die toen getrouwd was met [betrokkene 1] en samen met haar een boomkwekerij exploiteerde. In de notariële akte van levering is vastgelegd dat de bomen, geplant door de verkoper, eigendom blijven van de verkoper en dat het verwijderen van de bomen pas na onderling overleg kan plaatsvinden. In juni 1998 zijn de bomen echter zonder toestemming van de eisers gerooid.
De rechtbank oordeelde dat de verplichting om de bomen niet te verwijderen zonder afspraak een ondeelbare prestatie betrof, wat leidde tot een hoofdelijke verplichting voor [verweerder]. Het hof bevestigde dit oordeel, maar kende een hogere schadevergoeding toe dan de rechtbank had gedaan. Tegen het arrest van het hof hebben de eisers cassatie ingesteld, terwijl [verweerder] een incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft in het principale beroep het beroep van de eisers verworpen en hen in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. In het incidentele beroep heeft de Hoge Raad het arrest van het gerechtshof vernietigd en het geding verwezen naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 8 juli 2011.