ECLI:NL:HR:2011:BQ0522
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van kennelijke onredelijkheid van ontslag en betrokken feiten na opzegging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 10/00494. De zaak betreft een geschil tussen [eiser], wonende te [woonplaats], en Technochroom Nijkerk B.V., gevestigd te Nijkerk. De eiser heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof te Arnhem van 15 september 2009, dat eerder een vonnis van de kantonrechter te Arnhem heeft bekrachtigd. De kern van de zaak draait om de beoordeling van de kennelijke onredelijkheid van het ontslag van de eiser, waarbij de vraag centraal staat of feiten die na de opzegging zijn voorgevallen, in de beoordeling mogen worden betrokken.
De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen en arresten die aan deze zaak ten grondslag liggen, waaronder de vonnissen van de kantonrechter van 25 juli 2007 en 31 oktober 2007, en de arresten van het gerechtshof van 20 mei 2008 en 15 september 2009. De advocaat-generaal L. Timmerman heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en het beroep verworpen, waarbij de kosten van het geding in cassatie zijn toegewezen aan de zijde van Technochroom, begroot op € 669,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
De Hoge Raad heeft in zijn beslissing aangegeven dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft volgens de Hoge Raad geen nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.