ECLI:NL:HR:2011:BQ0499

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/00424
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling op grond van de WSNP

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 mei 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de tussentijdse beëindiging van een schuldsaneringsregeling op basis van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). De verzoeker, wonende te [woonplaats], had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Arnhem, dat op 20 januari 2011 was gewezen. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank Almelo van 14 december 2010. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken voor het verloop van het geding in feitelijke instanties.

De Advocaat-Generaal L. Timmerman had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarbij hij artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) toepaste. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel naar voren waren gebracht, niet konden leiden tot cassatie. De Hoge Raad stelde vast dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beslissing van het gerechtshof in stand bleef. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann, en de uitspraak is van belang voor de toepassing van de WSNP en de voorwaarden waaronder een schuldsaneringsregeling kan worden beëindigd.

Uitspraak

20 mei 2011
Eerste Kamer
11/00424
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen.
Verzoeker tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak R 262/09 van de rechtbank Almelo van 14 december 2010;
b. het arrest in de zaak 200.078.928 van het gerechtshof te Arnhem van 20 januari 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepasssing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 20 mei 2011.