ECLI:NL:HR:2011:BQ0170
Hoge Raad
- Herziening
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Herziening van een veroordeling wegens doodslag na nieuwe bewijsvoering
Op 5 april 2011 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een herzieningszaak met nummer 10/04067 H. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. J.M.M. Heilbron, vroeg herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 26 oktober 1995 een veroordeling tot vijf jaar gevangenisstraf wegens doodslag had uitgesproken. De aanvrage tot herziening was gebaseerd op nieuwe verklaringen van getuigen die stelden dat een andere persoon, [betrokkene 1], de dader was van de moord op [slachtoffer].
De Hoge Raad beoordeelde de aanvrage en stelde vast dat de nieuwe verklaringen niet voldoende waren om een ernstig vermoeden te wekken dat, indien deze verklaringen eerder bekend waren geweest, het Hof tot een andere uitspraak zou zijn gekomen. De verklaringen van de getuigen waren gedaan door een inmiddels overleden persoon, waardoor deze niet meer konden worden bevestigd of ontkend. Daarnaast werd opgemerkt dat het Hof al op de hoogte was van een fragment uit het dagboek van [betrokkene 2], waarin [betrokkene 1] als dader werd genoemd, en dat deze informatie al eerder door de raadsman was ingebracht tijdens de behandeling in hoger beroep.
Uiteindelijk concludeerde de Hoge Raad dat de aanvrage tot herziening kennelijk ongegrond was en wees deze af. De uitspraak werd gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J.W. Ilsink en W.F. Groos, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.