ECLI:NL:HR:2011:BQ0048
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen bewezenverklaring van het opzettelijk voorhanden hebben van versnijdingsmiddelen voor heroïne en cocaïne
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin de verdachte is veroordeeld voor het opzettelijk voorhanden hebben van een grote hoeveelheid versnijdingsmiddelen voor heroïne en cocaïne. De Hoge Raad heeft op 12 juli 2011 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 09/03703. De verdachte, geboren in 1982, was ten tijde van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaten mr. B.P. de Boer en mr. M. van Delft. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof voor herbehandeling.
De bewezenverklaring steunt op diverse bewijsmiddelen, waaronder proces-verbalen van de politie en rapporten van forensische experts. De verdachte en zijn mededader werden op 13 juni 2007 op Schiphol aangehouden, terwijl zij op het punt stonden om met verdovende middelen naar Spanje te reizen. De politie vond in hun bagage aanzienlijke hoeveelheden poederachtige substanties, die later als versnijdingsmiddelen voor heroïne en cocaïne werden geïdentificeerd. De verdachte heeft verklaard dat zij door een onbekende man waren benaderd om deze stoffen naar Gran Canaria te vervoeren, maar het hof achtte deze verklaring ongeloofwaardig.
Het hof heeft in zijn arrest overwogen dat de verdachte en zijn mededader wisten dat zij de ten laste gelegde hoeveelheid versnijdingsmiddelen vervoerden, bestemd voor de verwerking van heroïne en/of cocaïne. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de bewezenverklaring niet voldoende gemotiveerd was en dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling.