ECLI:NL:HR:2011:BP9998

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02959
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over wijziging omgangsregeling en waardering deskundigenbewijs in familierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot wijziging van een omgangsregeling, zoals geregeld in artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek. De zaak is voortgekomen uit een eerdere beschikking van de kinderrechter te Almelo van 12 november 2008, gevolgd door beschikkingen van het gerechtshof te Arnhem op 28 juli 2009 en 13 april 2010. De man, verzoeker tot cassatie, heeft beroep ingesteld tegen de beschikking van het hof van 13 april 2010, waarin de omgangsregeling werd bevestigd. De vrouw, verweerder in cassatie, is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend.

De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot was om het beroep te verwerpen, met toepassing van artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand bleef. Deze uitspraak benadrukt het belang van deskundigenbewijs in familierechtelijke procedures en de strikte eisen die aan cassatie worden gesteld.

Uitspraak

10 juni 2011
Eerste Kamer
10/02959
DV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J.C.J. Smallenbroek,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 96337/FA RK 08-1046 (LH) van de kinderrechter te Almelo van 12 november 2008;
b. de beschikkingen in de zaak 200.026.090 van het gerechtshof te Arnhem van 28 juli 2009 en 13 april 2010.
De beschikking van het hof van 13 april 2010 is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof van 13 april 2010 heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 10 juni 2011.