ECLI:NL:HR:2011:BP9875

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03139
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ingangsdatum partneralimentatie in echtscheidingszaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een geschil over de ingangsdatum van de partneralimentatie na echtscheiding. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin de ingangsdatum van de alimentatie was vastgesteld. De man, verweerder in cassatie, had verzocht het beroep te verwerpen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank en het hof, waaruit blijkt dat de vrouw en man in een echtscheidingsprocedure verwikkeld waren, en dat er onenigheid bestond over de alimentatieverplichtingen. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink was dat het beroep moest worden verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatierekest waren aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de vrouw dan ook verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand bleef.

Uitspraak

10 juni 2011
Eerste Kamer
10/03139
DV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. M.N.G.N.H. Brech,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 165393/FA RK 07-4102 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 16 juni 2008 en 28 april 2009;
b. de beschikking in de zaak HV 200.038.629/01 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 22 april 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 10 juni 2011.