ECLI:NL:HR:2011:BP9485

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02344 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage met betrekking tot valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2011 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De aanvraag betreft een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 5 december 1991, waarin de aanvrager werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden voor valsheid in geschrift. De Hoge Raad heeft eerder, op 15 maart 1994, het cassatieberoep verworpen. De aanvrage tot herziening is ingediend door de aanvrager, geboren in 1937, en betreft een arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van alle correspondentie die tot aan de datum van het arrest is binnengekomen met betrekking tot deze aanvraag.

De Hoge Raad oordeelt dat de aanvraag tot herziening niet kan leiden tot herziening van het vonnis, omdat dit vonnis door het Hof in hoger beroep is vernietigd. Daarnaast kan de aanvraag niet leiden tot herziening van beslissingen die niet aan het oordeel van het Hof zijn onderworpen, aangezien deze beslissingen inhouden dat de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde wordt vrijgesproken en dat de dagvaarding ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde nietig wordt verklaard.

De Hoge Raad stelt verder dat voor een herziening op grond van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering slechts omstandigheden van feitelijke aard kunnen dienen die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken. De aanvrage bevat echter geen relevante omstandigheden die kunnen leiden tot herziening, waardoor de aanvraag niet-ontvankelijk wordt verklaard. De beslissing van de Hoge Raad is genomen door de vice-president en twee raadsheren, en is op dezelfde datum uitgesproken.

Uitspraak

29 maart 2011
Strafkamer
nr. 10/02344 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 maart 1993, nummer 22/002454-91, alsmede van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 5 december 1991, nummer 09/009637-91, ingediend door:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1937, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
1.1. Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis, voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen - van de Arrondissementsrechtbank te 's Gravenhage van 5 december 1991 - de aanvrager ter zake van "Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden.
1.2. De Hoge Raad heeft bij arrest van 15 maart 1994 het cassatieberoep verworpen.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Hoge Raad heeft bovendien kennis genomen van alle nadien, tot aan de datum van dit arrest binnengekomen correspondentie met betrekking tot deze aanvraag.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. De aanvrage zal voor zover deze het vonnis betreft niet tot herziening kunnen leiden, omdat dit vonnis door het Hof in hoger beroep is vernietigd. Voor zover de aanvrage is gericht tegen de beslissingen die niet aan het oordeel van het Hof zijn onderworpen kan het niet tot herziening leiden omdat deze beslissingen inhouden dat de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde wordt vrijgesproken en ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde dat de dagvaarding nietig wordt verklaard.
3.2. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.3. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
3.4. Het in de aanvrage gestelde behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden als hiervoor onder 3.2 vermeld. De aanvrage kan daarom, gelet op de art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 29 maart 2011.