ECLI:NL:HR:2011:BP9484
Hoge Raad
- Herziening
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Herziening van eerdere arresten en vonnissen in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2011 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van eerdere arresten en vonnissen. De aanvrager, geboren in 1937, had verzocht om herziening van een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 januari 1995, alsmede van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 2 augustus 1994. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de aanvraag tot herziening niet kan leiden tot een herziening van het vonnis, omdat dit vonnis in hoger beroep is vernietigd. Tevens kan de aanvraag tot herziening van eerdere arresten van de Hoge Raad niet worden ingewilligd, aangezien deze arresten geen einduitspraak zijn in de zin van artikel 457, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling opgemerkt dat voor een herziening, op basis van artikel 457 Sv, slechts omstandigheden van feitelijke aard kunnen worden ingediend die niet zijn gebleken tijdens het onderzoek op de terechtzitting. De aanvrager heeft echter geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die een herziening zouden rechtvaardigen. De Hoge Raad heeft ook benadrukt dat de aanvraag tot herziening moet voldoen aan de eisen van artikel 459 Sv, waarin staat dat de aanvraag de omstandigheden moet bevatten waarop deze steunt, evenals een opgave van de bewijsmiddelen.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, en is openbaar gemaakt op 29 maart 2011.