ECLI:NL:HR:2011:BP9484

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01618 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van eerdere arresten en vonnissen in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2011 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van eerdere arresten en vonnissen. De aanvrager, geboren in 1937, had verzocht om herziening van een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 januari 1995, alsmede van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 2 augustus 1994. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de aanvraag tot herziening niet kan leiden tot een herziening van het vonnis, omdat dit vonnis in hoger beroep is vernietigd. Tevens kan de aanvraag tot herziening van eerdere arresten van de Hoge Raad niet worden ingewilligd, aangezien deze arresten geen einduitspraak zijn in de zin van artikel 457, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling opgemerkt dat voor een herziening, op basis van artikel 457 Sv, slechts omstandigheden van feitelijke aard kunnen worden ingediend die niet zijn gebleken tijdens het onderzoek op de terechtzitting. De aanvrager heeft echter geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die een herziening zouden rechtvaardigen. De Hoge Raad heeft ook benadrukt dat de aanvraag tot herziening moet voldoen aan de eisen van artikel 459 Sv, waarin staat dat de aanvraag de omstandigheden moet bevatten waarop deze steunt, evenals een opgave van de bewijsmiddelen.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, en is openbaar gemaakt op 29 maart 2011.

Uitspraak

29 maart 2011
Strafkamer
nr. 10/01618 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 januari 1995, nummer 22/001776-94, alsmede van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 2 augustus 1994, nummer 09/018002-94, van een arrest van de Hoge Raad van 27 februari 1996, nr. 101.316 en van een arrest van de Hoge Raad van 13 januari 2009, nr. 08/03840 H, ingediend door:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1937, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
1.1. Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 2 augustus 1994 - de aanvrager vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding onder 4 tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 1. "valsheid in geschrift, meermalen gepleegd", 2. "opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd" en 3. "opzetheling" veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren en zes maanden.
1.2. Bij arrest van 27 februari 1996 heeft de Hoge Raad voormeld arrest van het Hof vernietigd, doch uitsluitend wat betreft de ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde gegeven vrijspraak, de door het Hof aan de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten gegeven kwalificatie en de niet-vermelding van art. 56 Sr als bepaling waarop de strafoplegging mede berust en verstaan dat het onder 4 tenlastegelegde niet aan het oordeel van het Hof was onderworpen. De Hoge Raad heeft de onder 1 sub h bewezenverklaarde feiten, voor zover zij betrekking hebben op de in de bewezenverklaring onder 2 genoemde cheques en de onder 2 bewezenverklaarde feiten gekwalificeerd als: "de voortgezette handeling van valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd" en de overige onder 1 bewezenverklaarde feiten gekwalificeerd als: "valsheid in geschrift, meermalen gepleegd" en tevens art. 56 Sr vermeld als bepaling waarop de strafoplegging mede berust en het beroep voor het overige verworpen.
1.3. Bij arrest van 13 januari 2009 heeft de Hoge Raad de aanvrager in zijn aanvraag tot herziening van het arrest van het Hof van 6 januari 1995 niet-ontvankelijk verklaard.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Hoge Raad heeft bovendien kennis genomen van alle nadien, tot aan de datum van dit arrest binnengekomen correspondentie met betrekking tot deze aanvraag.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. De aanvrage zal voor zover deze het vonnis betreft niet tot herziening kunnen leiden, omdat dit vonnis door het Hof in hoger beroep is vernietigd. Voor zover de aanvrage is gericht tegen de arresten van de Hoge Raad kan zij niet tot herziening leiden omdat deze arresten niet zijn een einduitspraak houdende veroordeling in de zin van art. 457, eerste lid, Sv.
3.2. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.3. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
3.4. Het in de aanvrage behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden als hiervoor onder 3.2 vermeld. De aanvrage kan daarom, gelet op de art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 29 maart 2011.