ECLI:NL:HR:2011:BP9482

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04812 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een beslissing inzake voorwaardelijke invrijheidstelling

Op 29 maart 2011 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegane beslissing van het Gerechtshof te Arnhem. De aanvrager, geboren in 1937, had een verzoek ingediend tot herziening van de beschikking van de Staatssecretaris van Justitie van 20 oktober 1983, waarin de voorwaardelijke invrijheidstelling van de aanvrager werd herroepen. Deze voorwaardelijke invrijheidstelling was eerder verleend op 2 mei 1981, met een proeftijd die eindigde op 4 mei 1983.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de beslissing waarvan herziening is gevraagd, geen einduitspraak is in de zin van artikel 457, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit betekent dat de aanvrage tot herziening niet ontvankelijk kan worden verklaard. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van alle correspondentie die tot aan de datum van het arrest is binnengekomen met betrekking tot deze aanvraag.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz. De uitspraak is gedaan op 29 maart 2011.

Uitspraak

29 maart 2011
Strafkamer
nr. 08/04812 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegane beslissing van het Gerechtshof te Arnhem (penitentiaire kamer) van 12 december 1983, ingediend door:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1937, wonende te [woonplaats].
1. De beslissing waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft het beroep van de aanvrager tegen de beschikking van de Staatssecretaris van Justitie van 20 oktober 1983 (V.I. nr. 792/003), waarbij is herroepen de voorwaardelijke invrijheidstelling van de aanvrager, welke ingevolge de beschikking van die Staatssecretaris van 22 april 1981 (V.I. nr. 792/003) heeft plaatsgevonden op 2 mei 1981 en waarbij een proeftijd werd bepaald ingaande op de dag van de invrijheidstelling en eindigende op 4 mei 1983, ongegrond verklaard.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Hoge Raad heeft bovendien kennis genomen van alle nadien, tot aan de datum van dit arrest binnengekomen correspondentie met betrekking tot deze aanvraag.
3. Beoordeling van de aanvrage
De aanvrage zal niet tot herziening kunnen leiden, reeds omdat de beslissing waarvan herziening is gevraagd niet is een einduitspraak houdende veroordeling in de zin van art. 457, eerste lid, Sv. De aanvrage kan derhalve niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 29 maart 2011.