ECLI:NL:HR:2011:BP9448
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de strafoplegging bij overname van een Britse veroordeling
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Rotterdam, die op 6 december 2010 een verzoek van het Koninkrijk Groot-Brittannië tot overname van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing heeft behandeld. De veroordeelde, geboren in 1959 en ten tijde van de betekening gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Rijnmond, locatie De Schie' te Rotterdam, heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. De advocaat van de veroordeelde, mr. N. Sprengers, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht.
De Hoge Raad, in zijn arrest van 14 juni 2011, heeft de zaak beoordeeld. De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Rechtbank heeft bij het bepalen van de in Nederland op te leggen straf uitgegaan van een veroordeling door de Britse rechter wegens de illegale invoer van 37 kg heroïne. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de Britse rechter, volgens zijn geldende richtlijnen, het gewicht aan pure drugs moet hanteren voor de kwalificatie van het feit en de strafoplegging, terwijl deze verplichting voor de Nederlandse rechter niet bestaat.
De Hoge Raad concludeert dat de Rechtbank niet is uitgegaan van een ander feit dan dat waarop de veroordeling van de Britse rechter betrekking heeft. De klacht van de veroordeelde dat de Rechtbank bij de strafoplegging is uitgegaan van een ander feit, faalt. De Hoge Raad verwerpt het beroep, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren C.H.W.M. Sterk en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.