ECLI:NL:HR:2011:BP9415

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01588
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep wegens het ontbreken van middelen van cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 juni 2011 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte, geboren in 1984, die ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland was. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 januari 2010. De verdachte had geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend, wat noodzakelijk is volgens de wet. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard moest worden in het beroep.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur had ingediend, zoals vereist door artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kon de Hoge Raad de verdachte niet in het beroep ontvangen. De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van middelen van cassatie binnen de gestelde termijnen, en dat het ontbreken hiervan leidt tot niet-ontvankelijkheid.

De beslissing van de Hoge Raad was duidelijk: de verdachte werd niet-ontvankelijk verklaard in het cassatieberoep. Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren W.M.E. Thomassen en C.H.W.M. Sterk, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.C. Rusche.

Uitspraak

21 juni 2011
Strafkamer
nr. 10/01588
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 januari 2010, nummer 22/000413-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 21 juni 2011.