ECLI:NL:HR:2011:BP8959
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- E.N. Punt
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 17 september 2004, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1995. De Inspecteur had de navorderingsaanslag gehandhaafd na bezwaar van belanghebbende. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verminderde de navorderingsaanslag. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.
Na de uitspraak van het Hof diende belanghebbende een geschrift in, dat door het Hof werd aangemerkt als een beroepschrift in cassatie en ter behandeling naar de Hoge Raad werd gestuurd. De Minister van Financiën diende een verweerschrift in, waarop belanghebbende een conclusie van repliek indiende. De klacht van belanghebbende was dat het Hof ten onrechte had nagelaten om in zijn uitspraak op te nemen dat het enkel uitspraak zou doen over de navorderingsaanslag en niet over andere geschillen met de Belastingdienst.
De Hoge Raad oordeelt dat de klacht faalt. Het Hof had in onderdeel 3 van zijn uitspraak duidelijk vermeld dat het geschil betrekking had op de navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De klacht bevatte niet de stelling dat het Hof ten onrechte het beroep niet had aangemerkt als mede gericht tegen een besluit van de Inspecteur inzake de omzetbelasting. De Hoge Raad concludeert dat het Hof zijn uitspraak terecht heeft beperkt tot de behandeling van het geschil over de navorderingsaanslag. Het niet opnemen van de mededeling van het Hof in de uitspraak leidt niet tot schending van een rechtsregel die vernietiging van de uitspraak zou rechtvaardigen.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond en acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen op 25 maart 2011 door de vice-president D.G. van Vliet, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.