2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt het volgende in:
"De voorzitter doet voorts mededeling van de korte inhoud van een aantal ingekomen stukken, te weten:
- het rapport van het NFI "Bloedspoorpatroon- en DNA-onderzoek naar aanleiding van een overval gepleegd in 's-Gravenhage op 24 mei 2008", d.d. 20 mei 2010, opgemaakt en ondertekend door de deskundigen A.D. Kloosterman en M.J. van der Scheer;
- het proces-verbaal van bevindingen van de regiopolitie Haaglanden, nummer PL1522/2008/19417, d.d. 28 mei 2010;
- het proces-verbaal forensisch technisch onderzoek van de regiopolitie Haaglanden, nummer PL1522/2008/19417-224, d.d. 1 maart 2010;
- het namens de verdediging opgemaakte
(contra-expertise) rapport van het Nationaal Forensisch Adviesbureau (verder: NFA) "Interpretatie en onderbouwing van het forensisch technisch sporenmateriaal", d.d. 12 juni 2010, opgemaakt en ondertekend door [betrokkene 1]. De voorzitter merkt op dat een gedeelte van dit eindrapport reeds op 11 juni 2010 is ingekomen, met als bijlage het curriculum vitae van voornoemde [betrokkene 1].
Daartoe door de voorzitter in de gelegenheid gesteld, deelt de advocaat-generaal het volgende mede:
Mijns inziens dient bovengenoemd contra-expertise rapport van het NFA d.d. 12 juni 2010 buiten beschouwing te blijven, De rapporteur, [betrokkene 1], is niet opgenomen in het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen, zoals genoemd in de op 1 januari 2010 in werking getreden Wet deskundige in strafzaken. Ook is hij niet op de bij die wet voorgeschreven wijze benoemd tot deskundige, terwijl evenmin is gebleken dat het een deskundige betreft, als bedoeld in artikel 195b, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) Nu die [betrokkene 1] naar mijn mening niet kan worden aangemerkt als deskundige in de zin der wet, kan het door hem opgemaakte rapport niet als deskundigenrapport worden aangemerkt. Ik verzet mij dan ook tegen toevoeging aan het dossier van dit rapport.
In reactie hierop deelt de raadsman het volgende mede:
Naar mijn weten is het tot op heden niet mogelijk om je als deskundige in voornoemd register in te schrijven; er is nog geen enkele deskundige in opgenomen. Deskundigen die niet in dit register zijn ingeschreven, kunnen gewoon nog als deskundigenrapportages aan te merken rapporten opmaken. De betreffende rapporteur [betrokkene 1] is werkzaam bij het NFA en hij heeft de voor bedoeld onderzoek benodigde opleidingen voltooid, zoals blijkt uit zijn meegezonden curriculum vitae. Ik zie dan ook geen enkel wettelijk beletsel om dit rapport aan het strafdossier toe te voegen.
Subsidiair verzoek ik u de zaak aan te houden en te verwijzen naar de raadsheer-commissaris teneinde een persoon als deskundige te benoemen, met de opdracht een contra-expertise te verrichten.
De advocaat-generaal respondeert als volgt:
Ik zie in de Wet deskundige in strafzaken wel degelijk een wettelijk beletsel om bedoeld rapport als deskundigenrapport aan het dossier toe te voegen. Het bepaalde in artikel 195b, eerste lid Sv, dat een deskundige dient te zijn verbonden aan één van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen laboratoria is vervangen door de Wet deskundige in strafzaken. Uit voornoemde wet volgt dat [betrokkene 1] moet zijn benoemd als deskundige, nu hij niet in het register is ingeschreven.
Bovendien staat zijn deskundigheid wat mij betreft ter discussie. In zijn curriculum vitae lees ik weliswaar dat hij stage heeft gelopen bij Independent Forensic Services en dat hij forensisch onderzoek heeft verricht in een aantal (grote) strafzaken maar uit niets blijkt dat hij gekwalificeerd is en over de kwaliteit en kennis beschikt om een contra-expertise uit te voeren als bedoeld. Ik persisteer dan ook bij mijn verzet tegen toevoeging aan het dossier van dit rapport.
Voorts concludeer ik tot afwijzing van het subsidiaire verzoek tot aanhouding, nu dat verzoek mijns inziens niet deugdelijk is gemotiveerd. Ik begrijp het standpunt van de raadsman aldus dat niet zozeer de resultaten van het door het NFI uitgevoerde onderzoek worden bestreden, maar slechts de conclusies die daaraan worden verbonden. De beoordeling van die resultaten en het bepalen van de eventuele bewijswaarde daarvan, in samenhang met overige bewijsmiddelen, is echter uitsluitend voorbehouden aan het hof, niet aan het NFI of een andere deskundige.