ECLI:NL:HR:2011:BP8704

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04789
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen voormalig echtelieden over verdeling na echtscheiding van huwelijksvermogen

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalig echtelieden over de verdeling van het huwelijksvermogen na hun echtscheiding. De vrouw, eiseres tot cassatie, en de man, verweerder in cassatie, zijn in een juridische strijd verwikkeld over de vraag of het bedrag waarmee de gemeenschappelijke woning is gekocht, is verkregen uit hoofde van een geldlening of schenking. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Rotterdam en een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage, waaruit blijkt dat de vrouw beroep in cassatie heeft ingesteld tegen het arrest van het hof. De man heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is behandeld door hun advocaten, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep van de vrouw verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 333,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat verdere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

10 juni 2011
Eerste Kamer
09/04789
DV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. E. Grabandt, thans mr. J.P. Heering en mr. I.E. Reimert,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 241257/HA ZA 05-1860 van de rechtbank Rotterdam van 31 augustus 2005, 6 december 2006, 4 april 2007 en 6 augustus 2008;
b. het arrest in de zaak 200.014.102 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 11 augustus 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de vrouw in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de man begroot op € 333,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 10 juni 2011.