ECLI:NL:HR:2011:BP8696

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01753
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over partneralimentatie en wangedrag onderhoudsgerechtigde

In deze zaak, die op 13 mei 2011 door de Hoge Raad werd behandeld, ging het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de partneralimentatie. De man, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de vrouw, verweerster in cassatie, incidenteel cassatieberoep had ingesteld. De Hoge Raad verwees naar eerdere beschikkingen van de rechtbank 's-Gravenhage en het gerechtshof, die de basis vormden voor het cassatieberoep. De centrale vraag was of wangedrag van de onderhoudsgerechtigde een grond kan zijn voor beëindiging van de onderhoudsplicht, en of de onderhoudsgerechtigde in staat is in zijn eigen levensonderhoud te voorzien.

De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was om zowel het principale als het incidentele cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beschikking werd gegeven door vice-president J.B. Fleers en de overige raadsheren, en werd openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder de onderhoudsplicht kan worden beëindigd en de rol van wangedrag in dit proces. Dit arrest heeft implicaties voor toekomstige zaken met betrekking tot partneralimentatie en de verantwoordelijkheden van onderhoudsgerechtigden.

Uitspraak

13 mei 2011
Eerste Kamer
10/01753
RM/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie, verweerder in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. S. Kousedghi,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie, verzoekster in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. P.S. Kamminga.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak FA RK 08-2937/309088 van de rechtbank 's-Gravenhage van 12 september 2008 en 24 maart 2009;
b. de beschikking in de zaak 200.036.931/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 27 januari 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest en het aanvullend cassatierekest zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De vrouw heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. Het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatieberoep en het aanvullend verweerschrift zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het principale en het incidentele cassatieberoep.
De advocaat van de man heeft bij brief van 1 april 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale en het incidentele beroep:
verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 13 mei 2011.