ECLI:NL:HR:2011:BP8688

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04351
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onrechtmatige daad en schadebegroting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door [eiseres] tegen de Staat der Nederlanden en N.V. Rechterland. De zaak betreft een onrechtmatige daad en de begroting van schade, waarbij de Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten van de rechtbank en het gerechtshof te 's-Gravenhage. De Hoge Raad heeft de cassatie van [eiseres] verworpen, waarbij de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De kosten van het geding in cassatie zijn aan [eiseres] opgelegd, met een specificatie van de verschotten en het salaris voor de advocaten van de Staat en Rechterland. De uitspraak is openbaar gedaan door de raadsheer E.J. Numann, na behandeling van de zaak door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk.

Uitspraak

10 juni 2011
Eerste Kamer
09/04351
DV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. DE STAAT DER NEDERLANDEN, Ministerie van Defensie,
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. D. Stoutjesdijk, thans mr. J.W.H. van Wijk,
2. N.V. RECHTERLAND,
gevestigd te Hattem,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres], de Staat en Rechterland.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak met het rolnummer 94/3498 van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 maart 1996, 30 oktober 1996 en 29 maart 2000;
b. de arresten in de zaak met de zaaknummers 105.000.291/01, 105.000.298/01 en 105.000.300/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 27 februari 2003, 28 april 2005, 1 september 2005 en 28 april 2009,
c. de beslissing in de zaak met de zaaknummers 105.000.291/01, 105.000.298/01 en 105.000.300/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 27 oktober 2009.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof van 28 april 2005 en 28 april 2009 heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat en Rechterland hebben ieder afzonderlijk geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat, voor de Staat door haar advocaat en mr. M.E.M.G. Peletier, advocaat bij de Hoge Raad, en voor Rechterland door mr. W.H. van Hemel, advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [eiseres] heeft op 1 april 2011 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 6.245,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris en aan de zijde van Rechterland begroot op € 6.245,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 10 juni 2011.