ECLI:NL:HR:2011:BP7962
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- J.A.C.A. Overgaauw
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Cassatie over toerekening van verliezen binnen fiscale eenheid en zelfstandigheidsbenadering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 mei 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Minister van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de toerekening van verliezen van een fiscale eenheid, waarbij belanghebbende, X B.V., samen met Holding B.V. een fiscale eenheid vormde van 1 januari 2001 tot en met 31 augustus 2003. De Inspecteur had bij beschikking het aan belanghebbende toe te rekenen verlies vastgesteld op nihil, wat door de Rechtbank werd bevestigd. Het Hof vernietigde deze uitspraak en stelde het verlies vast op € 329.045, waarop de Minister cassatie instelde.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat het resultaat van Holding B.V. over het gehele jaar 2003 negatief was, zonder rekening te houden met het resultaat van belanghebbende tot de verbreking van de fiscale eenheid. De Hoge Raad concludeerde dat de zelfstandigheidsbenadering van artikel 15ah van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 niet correct was toegepast. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en stelde het aan belanghebbende toe te rekenen verlies van 2001 vast op € 152.593 en dat van 2002 op € 82.089. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van de zelfstandigheidsbenadering in fiscale eenheden en de toerekening van verliezen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak om bij de vaststelling van verliezen binnen fiscale eenheden zorgvuldig rekening te houden met de resultaten van de betrokken vennootschappen en de relevante wetgeving. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke uitspraak gedaan die de interpretatie van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 verder verduidelijkt.