ECLI:NL:HR:2011:BP7851

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02114
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over strafmotivering en vermelding van wettelijke voorschriften in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor geweldsmisdrijven en had beroep ingesteld tegen de opgelegde straf van 16 weken gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelde dat het gebrek in de motivering van de strafoplegging, waarbij het Hof art. 302 Sr niet had vermeld als wettelijk voorschrift, niet tot cassatie leidde, omdat dit gebrek van ondergeschikte aard was. De Hoge Raad herstelde echter dit verzuim en vermeldde art. 302 Sr als wettelijk voorschrift waarop de strafoplegging mede berust. Tevens werd de duur van de gevangenisstraf verminderd naar 15 weken, omdat de redelijke termijn van de procedure was overschreden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van strafopleggingen en de noodzaak om wettelijke voorschriften correct te vermelden in vonnissen. De zaak betreft een incident waarbij de verdachte op 6 mei 2006 in Alkmaar met een glazen fles een persoon heeft geslagen, wat leidde tot ernstige verwondingen. De Hoge Raad concludeerde dat de strafoplegging, ondanks de tekortkomingen in de motivering, in lijn was met de ernst van het feit en de recidive van de verdachte.

Uitspraak

5 juli 2011
Strafkamer
nr. 09/02114
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 1 mei 2009, nummer 23/005496-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. B.P. de Boer en mr. M. van Delft, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch alleen ten aanzien van de aangehaalde wetsartikelen, tot verbetering van de bestreden uitspraak in zoverre en tot verwerping van het beroep voor het overige.
1.2. Mr. B.P. de Boer heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste en het derde middel
2.1. De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof de strafoplegging ontoereikend heeft gemotiveerd.
3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 6 mei 2006 in de gemeente Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon (te weten [slachtoffer]) opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, met kracht met een glazen fles tegen diens hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
3.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 17 april 2009 houdt onder meer het volgende in:
"De voorzitter deelt mondeling mede de korte inhoud van de stukken van het dossier in deze strafzaak, waaronder van alle stukken waarvan in het arrest of de aanvulling daarop melding is gemaakt.
De verdachte, door de voorzitter met inachtneming van het bepaalde in de desbetreffende artikelen van het Wetboek van Strafvordering ondervraagd, verklaart, zakelijk weergegeven, als volgt:
(...)
Ik ben eerder veroordeeld. Ik heb inderdaad een tv vernield en ik ben weggereden nadat ik iemand op de motorkap had gehad. Ik ben ook betrokken geweest bij een ruzie, een schietpartij."
3.4. Het Hof heeft ter motivering van de opgelegde straf het volgende overwogen:
"De politierechter in de rechtbank Alkmaar heeft de verdachte voor het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts heeft de politierechter in de rechtbank Alkmaar de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 1.450,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en heeft hij de benadeelde partij in het overige gedeelte van haar vordering niet ontvankelijk verklaard.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is na een - op zichzelf onbeduidende - woordenwisseling in een discotheek op straat in gevecht geraakt met het latere slachtoffer. Nadat het gevecht was geëindigd en verdachte was weggelopen, is hij korte tijd later weer teruggekeerd met een glazen fles in zijn hand waarmee hij het slachtoffer tegen het hoofd heeft geslagen. Deze heeft daardoor snijwonden in zijn gelaat met ernstig bloedverlies opgelopen. De wijze waarop dit is gebeurd maakt dit een ernstig feit dat niet alleen letsel en angst heeft veroorzaakt bij het slachtoffer maar ook een bijdrage heeft geleverd aan de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid, in het bijzonder in het uitgaansleven. Voorts overweegt het hof dat bij de oplegging van de straf rekening is gehouden met de ad informandum gevoegde zaak van de verdachte onder parketnummer 14-703070-07.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 1 april 2009 is verdachte eerder ter zake van geweldsmisdrijven veroordeeld. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat verdachte meermalen, ook ná het onderhavige feit, betrokken is geweest bij vechtpartijen in het uitgaansleven.
Hoewel het hof, anders dan de politierechter en de advocaat-generaal, het voltooide delict niet bewezen acht, komt het gelet op de ernst van het feit en het letsel en gelet op de recidive niettemin tot een gelijke straf als in eerste aanleg is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd."
3.5. Het door het Hof genoemde Uittreksel Justitiële Documentatie houdt onder meer in:
"Datum beslissing10 september 2007 Meervoudige strafkamer Breda
Feit 1 Primair art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Maat. klassif. Overige moord en doodslag
Feit 1 Subsidiair art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Kwalificatie Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
Pleegdatum 02 december 2006 te Tilburg
(...)
Status Onherroepelijk 25 september 2007
Beslissing t.a.v.
Feit 1 Primair Vrijspraak
Feit 1 Subsidiair 15 Maanden Gevangenisstraf waarvan 3 Maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 Jaren
(...)
Datum beslissing 28 juli 2005 Politierechter Alkmaar
Feit 1 art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kwalificatiemishandeling
Maat. klassif. Mishandeling
Pleegdatum 10 maart 2005 te Alkmaar
(...)
Status Onherroepelijk 12 augustus 2005
Beslissing t.a.v.
Feit 1 Euro's 160.00 Geldboete subsidiair
3 Dagen Hechtenis
(...)
Datum beslissing 28 mei 2002 Politierechter Alkmaar
(...)
Feit 2 art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Kwalificatie mishandeling
Maat. klassif. Mishandeling
Pleegdatum 03 december 2000 te Alkmaar
(...)
Status Onherroepelijk 12 juni 2002
Beslissing t.a.v.
Feit 1, Feit 2,
Feit 3, Feit 460 Uren Werkstraf subsidiair 30 Dagen Hechtenis
(...)
Datum beslissing 05 december 2006 Gerechtshof Amsterdam
Feit 1 art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kwalificatie Poging tot zware mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade, meermalen gepleegd.
Maat. klassif. Overige
Pleegdatum 22 juli 2005
Status Onherroepelijk 20 december 2006
Beslissing t.a.v.
Feit 112 Maanden Gevangenisstraf
Feit 112 Maanden Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen."
3.6. Kennelijk heeft het Hof op grond van de in het Uittreksel Justitiële Documentatie vermelde (onherroepelijke) veroordelingen wegens "geweldsmisdrijven" en hetgeen de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard geoordeeld dat de verdachte meermalen, ook ná het onderhavige feit, betrokken is geweest bij vechtpartijen. Dat is niet onbegrijpelijk. Voor zover het middel daarover klaagt faalt het. Dat, zoals het Hof heeft overwogen, het daarbij ging om vechtpartijen "in het uitgaansleven" kan uit het verhandelde ter terechtzitting niet volgen. Daarover klaagt het middel terecht. Dat behoeft evenwel niet tot cassatie te leiden, nu dat gebrek in de motivering van de strafoplegging van zo ondergeschikte aard is, dat het aan de toereikendheid van de motivering niet afdoet. Het middel faalt.
4. Beoordeling van het vierde middel
4.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof in de bestreden uitspraak art. 302 Sr niet heeft vermeld als wettelijk voorschrift waarop de strafoplegging mede berust.
4.2. De klacht is terecht voorgesteld. Ingevolge art. 441 Sv zal de Hoge Raad doen wat het Hof had behoren te doen.
5. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 16 weken.
6. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 5 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
7. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor zover daarin niet art. 302 Sr als wettelijke voorschrift waarop de oplegging van de straf mede berust is vermeld en wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermeldt als wettelijk voorschrift waarop de strafoplegging mede berust art. 302 Sr;
vermindert de duur van de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze 15 weken beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 5 juli 2011.