ECLI:NL:HR:2011:BP7844

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01875
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen responsieplicht op verweer of standpunt dat in eerste aanleg is gevoerd, maar in hoger beroep niet uitdrukkelijk is herhaald

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1972, had beroep ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het Hof, waarin het beroep op noodweer(exces) was verworpen. De advocaat van de verdachte, mr. J. Boksem, had een middel van cassatie voorgesteld, waarbij werd geklaagd dat het Hof ten onrechte niet uitdrukkelijk en gemotiveerd had beslist op de in eerste aanleg gevoerde verweren en standpunten. De Hoge Raad oordeelde dat er geen rechtsregel bestaat die de rechter verplicht om te beslissen over verweren of standpunten die niet uitdrukkelijk zijn herhaald in hoger beroep. De omstandigheid dat de behandeling in hoger beroep bij verstek heeft plaatsgevonden, leidde niet tot een ander oordeel. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover het Hof verzuimd had om toepassing te geven aan artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat bepaalt dat de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis in mindering moet worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het beroep voor het overige werd verworpen.

Uitspraak

26 april 2011
Strafkamer
nr. 09/01875
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 20 februari 2009, nummer 20/001952-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover daarbij geen toepassing is gegeven aan art. 27, eerste lid, Sr, tot het op de opgelegde gevangenisstraf in mindering brengen van de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte niet uitdrukkelijk en gemotiveerd heeft beslist op de in eerste aanleg gevoerde verweren en uitdrukkelijk onderbouwde standpunten.
2.2. Geen rechtsregel verplicht de rechter te beslissen omtrent enig verweer of standpunt dat niet door of namens de verdachte ter terechtzitting uitdrukkelijk is voorgedragen. Het Hof was dan ook niet gehouden uitdrukkelijk en gemotiveerd te beslissen omtrent hetgeen door of namens de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg is aangevoerd waarvan niet is gebleken dat dit ter terechtzitting in hoger beroep is herhaald. De omstandigheid dat de behandeling van de zaak in hoger beroep bij verstek heeft plaatsgevonden en dat de aan de appelakte gehechte opgave van bezwaren inhoudt dat het hoger beroep is gericht tegen de verwerping van het beroep op noodweer(exces), leidt niet tot een ander oordeel.
2.3. Het middel faalt.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De stukken van het geding houden in dat de verdachte voor de onderhavige strafzaak op 21 april 2006 in verzekering is gesteld, dat op 24 april 2006 haar bewaring is gelast en dat zij op 12 januari 2007 in vrijheid is gesteld. Het Hof heeft evenwel verzuimd het in art. 27, eerste lid, Sr bepaalde in acht te nemen voor zover het deze inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis betreft. De Hoge Raad zal, met vernietiging van de bestreden uitspraak in zoverre, doen wat het Hof had behoren te doen.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover daarbij is verzuimd toepassing te geven aan art. 27 Sr;
beveelt dat op de opgelegde gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, in mindering zal worden gebracht de tijd welke de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de bestreden uitspraak in inverzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 26 april 2011.