ECLI:NL:HR:2011:BP7628
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Herziening van een veroordeling wegens het opzettelijk nalaten van benodigde gegevens in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2011 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Zwolle-Lelystad. De aanvrager, geboren in 1960 en wonende te Almere, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk nalaten van het verstrekken van benodigde gegevens aan de Sociale Dienst van de gemeente Almere, wat leidde tot een onterecht ontvangen uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. De veroordeling was gebaseerd op het feit dat de aanvrager en zijn echtgenote vermoedelijk niet hun hoofdverblijf hadden in Almere, maar in een vakantiewoning op een bungalowpark in Dronten. De Politierechter had hen veroordeeld tot een werkstraf van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis.
De aanvrage tot herziening werd ingediend na een uitspraak van de bestuursrechter, die oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders van Almere zich moest conformeren aan de uitspraak en afzag van terugvordering van de bijstand. De Hoge Raad beoordeelde de aanvrage en concludeerde dat de feiten en omstandigheden die door de aanvrager werden aangevoerd niet nieuw waren en reeds bekend waren bij de strafrechter. De Hoge Raad oordeelde dat de aanvrage kennelijk ongegrond was, omdat de aangevoerde omstandigheden niet voldeden aan de eisen voor herziening zoals gesteld in artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad wees de aanvrage tot herziening af, waarmee de eerdere veroordeling in stand bleef.