ECLI:NL:HR:2011:BP6594

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04229
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een statutair bestuurder voor schade aan de werkgever

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de aansprakelijkheid van een statutair bestuurder jegens zijn werkgever, zoals geregeld in artikel 7:661 van het Burgerlijk Wetboek. De zaak is voortgekomen uit een geschil tussen [eiser], vertegenwoordigd door mr. R.A.A. Duk, en de Patrimonium Stichting Woningstichting te Delfshaven, vertegenwoordigd door mr. E.H. van Staden ten Brink. De Hoge Raad heeft de eerdere uitspraken van de lagere rechters, waaronder een vonnis van de kantonrechter te Rotterdam en een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage, in overweging genomen.

De kern van de zaak betreft de vraag of de statutair bestuurder aansprakelijk kan worden gehouden voor schade die het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid, dan wel handelen in strijd met goed werknemerschap, zoals bedoeld in artikel 7:611 BW. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de rechter in de eerdere instanties buiten de rechtsstrijd is getreden door ook rekening te houden met de maatstaf van artikel 2:9 BW, dat bepaalt dat een bestuurder alleen aansprakelijk is wanneer hem een ernstig verwijt kan worden gemaakt.

De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser in cassatie verworpen, waarbij is opgemerkt dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de eiser bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 6.245,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak bevestigt de eerdere oordelen van de lagere rechters en verduidelijkt de aansprakelijkheid van bestuurders in het kader van hun verantwoordelijkheden jegens de werkgever.

Uitspraak

8 april 2011
Eerste Kamer
09/04229
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk,
t e g e n
PATRIMONIUMS WONINGSTICHTING TE DELFSHAVEN,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E.H. van Staden ten Brink.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en PWS.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 742595 CV EXPL 06-24775 van de kantonrechter te Rotterdam van 20 september 2007;
b. het arrest in de zaak met zaaknummer 105.007.441/01 (rolnummer oud C08/0031) van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 mei 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
PWS heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van PWS begroot op € 6.245,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A. Hammerstein, J.C. van Oven, F.B. Bakels en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 april 2011.