ECLI:NL:HR:2011:BP6588
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- W.A.M. van Schendel
- C.A. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Herbegraving van stoffelijke resten en de rechtspositie van erfgenamen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de herbegraving van de stoffelijke resten van de vader en het zusje van eiser, [eiser]. De vader, overleden in maart 1986, was begraven op de RK Begraafplaats te Sint Nicolaasga, naast zijn dochter, die in 1948 was overleden. De moeder van [eiser] overleed in januari 2006 en had aangegeven naast de vader begraven te willen worden. De zaak kwam aan het licht toen de Parochie en de Beheers- en Participatiemaatschappij Haska B.V. een overeenkomst sloten over de herbegraving van de vader en het zusje, zonder dat [eiser] hierbij betrokken was. Zeven van de acht kinderen van de vader gaven hun voorkeur aan om de vader en het zusje naast de moeder te herbegraven, wat leidde tot de vorderingen van [eiser] in deze procedure.
De Hoge Raad oordeelde dat de uitvoering van de herbegraving niet onrechtmatig was, omdat de wens van de moeder om naast de vader te liggen werd gerespecteerd. Het hof had terecht geoordeeld dat de voorkeur van de meerderheid van de kinderen zwaarder woog dan de persoonlijke voorkeur van [eiser]. De Hoge Raad verwierp het beroep van [eiser] en oordeelde dat er geen grond was voor toewijzing van zijn vorderingen, aangezien de huidige feitelijke situatie en de wensen van de meerderheid van de kinderen in acht waren genomen. De uitspraak benadrukt de rol van erfgenamen en de rechtspositie van betrokkenen bij de uitvoering van grafrechten en herbegraving.