ECLI:NL:HR:2011:BP6583

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00360 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de legale herkomst van beschermde diersoorten in een economische strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk in bezit hebben van huiden van beschermde diersoorten, namelijk waterhoenen en gaaien, zonder dat de legale herkomst van deze huiden kon worden aangetoond. De verdachte had aangevoerd dat de huiden legaal waren verkregen uit Engeland, maar het Hof verwierp dit verweer. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de stukken die door de raadsman waren overgelegd, ontoereikend waren om de legale herkomst van de huiden aan te tonen. De Hoge Raad vernietigde het bestreden arrest en wees de zaak terug naar het Gerechtshof, zodat deze opnieuw kan worden berecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de herkomst van beschermde diersoorten in het kader van de Flora- en faunawet en de Europese regelgeving.

Uitspraak

12 juli 2011
Strafkamer
nr. 10/00360 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 22 april 2009, nummer 22/005339-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.L.J.M. van de Mortel, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1. Het middel klaagt onder meer over de verwerping door het Hof van het verweer dat de in de bewezenverklaring genoemde huiden een legale herkomst hadden.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 13 juli 2007, te Nieuwerbrug, gemeente Bodegraven opzettelijk producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten:
- 39 huiden (met bevedering) van waterhoenen (Gallinula Chloropus) en
- 22 huiden (met bevedering) van gaaien (Garrulus Glandarius),
onder zich heeft gehad."
2.3.1. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte aldaar onder meer het volgende aangevoerd:
"De verdachte legt op vragen van de voorzitter een verklaring af, inhoudende:
Op 13 juli 2007 heeft de politie huiszoeking gedaan in mijn woning en mijn bedrijf op het adres [a-straat 1] te [plaats]. (...) Het klopt dat ik toen in een koelcel in mijn bedrijf de in de tenlastelegging bedoelde huiden van waterhoenen en de huiden van gaaien had liggen. De gaaien en de waterhoenen zaten in dozen en kwamen uit Engeland. Dat ik de waterhoenen uit Engeland geleverd had gekregen bleek toen niet uit mijn administratie. De herkomst kan ik nu wel aantonen met de brief van [A] Ltd van 4 februari 2008. Ik weet dat gaaien en waterhoenen beschermde inheemse diersoorten zijn. Ik ben het er niet mee eens dat je die vogels niet voorhanden mag hebben. Ik heb het bedrijf destijds overgenomen. Ik ben wildhandelaar. Ik heb bij de Koninklijke Nederlandse Jachtvereniging (KNJV) geïnformeerd of ik legaal handelde. Uit de informatie die ik kreeg bleek dat je die vogels legaal mag importeren uit landen waar het legaal is om die vogels te schieten. Ik weet niet of de onderhavige vogels geschoten zijn, maar ik heb ze geïmporteerd uit Engeland. Ik weet dat deze vogels in Nederland ook in het wild voorkomen. Degene van wie ik het bedrijf in 1997 heb overgenomen deed precies hetzelfde. Ik weet niet meer met wie ik van de KNJV heb gesproken. Deze vogels kun je ook in de winkel kopen en ook via internet. Aan de vogels zelf kun je niet zien dat ze niet uit Nederland afkomstig zijn. De gaaien heb ik in de loop van het jachtseizoen binnengekregen. Dat was ergens tussen november 2006 en januari 2007. Ik was zeker al een half jaar in het bezit van de gaaien. Ik weet niet of de vogels van de jacht afkomstig zijn. Ik heb ze gekocht van een wildhandelaar."
2.3.2. Blijkens de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep gehechte pleitnota heeft de raadsman van de verdachte aldaar het volgende aangevoerd:
"In deze zaak is in eerste instantie de toon op bepaalde wijze gezet zoals eigenlijk in de kern het beste is samengevat in de overweging van de economische politierechter op pag. 6 van zijn vonnis:
"Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onder zich hebben van dode dieren welke volgens de flora- en faunawet en de Europese wetgeving waarop deze gebaseerd is, is gecreëerd om dieren en planten te beschermen tegen uitsterven. Door het onzorgvuldig handelen van verdachte bestaat de mogelijkheid dat er 61 dieren op illegale wijze aan de natuur onttrokken zijn."
De ff-wet en alle regelgeving eromheen, is zeer complex. Variërend van Europese regelgeving zoals de EU-Vogelrichtlijn en bepalingen inzake de gemeenschappelijke markt binnen de EU en het vrije verkeer van goederen en diensten binnen de EU, tot allerlei ministeriële regelgeving en besluiten van gedeputeerde staten, zoals bedoeld in bijvoorbeeld art. 68 en 75 ff-wet, waarbij allerlei verboden uit de ff-wet (zoals opgenomen onder art. 13 lid 1 onder a.) kunnen worden "opgeheven" in het kader van vrijstellingen en ontheffingen. In dit laatste kader bepaalt art. 75 ff-wet lid 4 dat zodanige vrijstellingen en ontheffingen tenzij Europese regelgeving daartoe noopt om andere redenen, slechts kunnen worden verleend indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Het betoog van de economische politierechter is mede in dit verband wel erg kort door de bocht en zoals ook verder zal worden aangetoond onjuist. Dwars hierdoorheen spelen er allerlei belangen door elkaar heen, dat begint al met de EU-Vogelrichtlijn en zulks wordt voortgezet in de ff-wet. De ff-wet beschermt in één volzin, zie bijvoorbeeld het hier spelende art. 13 lid 1 onder a. praktisch het hele wilde dieren- en plantenrijk op de aardbol. Indien in één volzin de Siberische tijger en de inheemse spreeuw worden beschermd zegt de zin als zodanig, zonder het hele complex van nationale en internationale regelgeving eromheen te bevatten, weinig tot niets. Zo is puur voor de consumptie en de handel in "bout" de bijlage II/l en II/2 opgenomen in de EU-Vogelrichtlijn, waarin de vogelsoorten staan die mogen worden verhandeld en waarop mag worden gejaagd (bij II/2 is per soort aangegeven in welke lidstaat erop mag worden gejaagd -en dan is ook de handel vrij-). Nederland heeft in bijlage 3 als bedoeld in art. 11, tweede lid, van het besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, onder meer de vogelsoorten als bedoeld in bijlage II/l van de EU-Vogelrichtlijn, opgenomen. Dat is dus puur bedoeld voor de "bout", de traditionele handel moet in de daar genoemde soorten vrij blijven voor de consumptie in en tussen de lidstaten van de EU. Maar let wel dat daar bijvoorbeeld bedreigde inheemse diersoorten in Nederland tussen zitten zoals de patrijs, de watersnip, bokje, de houtsnip, de goudplevier etc. Het handelen e.d. kan dus uitsluitend bij die laatste soorten zien op buitenlandse dierproducten, die legaal in het verkeer zijn gebracht in landen waar ze nog bejaagd mogen en kunnen worden. Nederland hanteert als enig land in Europa een merkwaardige tweedeling tussen wild en een aantal andere vogelsoorten, zo bevat bijlage 2 als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, waarop als enig zoogdier ook de vos nog figureert tussen vogelsoorten, vogels als de kraai, ekster, vlaamse gaai, waterhoen, knobbelzwaan e.d., soorten die in andere Europese landen gewoon als wild gelden en in meergenoemde bijlage II/2 van de EU-Vogelrichtlijn wordt aangegeven waar dezen bejaagbaar zijn als zodanig. Uitgangspunt is in alle landen dat de soort er voor de instandhouding e.d. niet onder mag lijden. In buitenlandse, Europese, terminologie zijn deze soorten als wild bejaagbaar (gebleven) in de aangegeven landen, in Nederland in de ff-wetterminologie zijn ze dat alleen in het kader van schadebestrijding (dat kan ook slaan op schade aanrichten aan de fauna, andere soorten, zoals met name bij de kraai en de vos die thans landelijk mag worden afgeschoten, generiek). Uit de stukken, ik heb ze in een setje bijgevoegd, blijkt dat de vlaamse gaai en het waterhoen in Groot-Brittannië jachtwild zijn en daar legaal geschoten mogen worden (zie ook de EU-Vogelrichtlijn). Ze, die waarvan de in beslag genomen dierproducten afkomstig zijn -zie de verklaring van [A]-, zijn afkomstig van een gerenommeerde wildhandelaar die de dode vogels sorteert bij binnenkomst met het andere wild en ze bewaart voor [A], voor zover die een klein aantal dieren nodig heeft voor het maken van producten/preparaten voor de sportvliegvisserij. In deze producten handelt [A] vanuit Groot-Brittannië. Er placht dan af en toe een doosje met een wildzending en gekoeld transport mee te gaan naar [verdachte] die dan de prepareerbewerking verricht en ze terugbezorgde, althans de huid/veer-preparaten, in Groot-Brittannië bij gelegenheid. Uiteraard kreeg [verdachte] meestentijds voor zijn diensten betaald, maar dat is niet anders gelijk elke preparateur voor zijn werkstuk mag rekenen en er als ondernemer voor betaald mag worden. Bij deze algemeen voorkomende vogelsoorten is het prepareren vrij. Zie het besluit prepareren van dieren en artikel 62 ff-wet. Het gaat dan om soorten die in verband met de jacht of de bestrijding van schade kunnen worden verkregen, dit laatste omvat ook de situatie bij vlaamse gaaien en waterhoenen (soorten als op bijlage 2 art. 11, eerste lid, van het besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten). [verdachte] deed niets anders dan slacht- en prepareerwerk verrichten op verzoek van een buitenlandse ondernemer, die in Groot-Brittannië werkzaam is, aan Britse dode vlaamse gaaien en waterhoenen (en fazanten en eenden) die deze laatste bij [verdachte] in Nederland daartoe deed afleveren. Zulks is toegestaan krachtens het vrije verkeer van goederen en diensten in de EU en Nederland mag dat niet beletten. In Nederland mogen ook Nederlandse vogels uit bijlage 2 van art. 11, eerste lid, van het besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, die met vrijstelling/ontheffing in Nederland zijn bemachtigd worden geprepareerd, ook door [verdachte]. Bij het besluit prepareren van dieren wordt nog als voorbeeld genoemd, maar dat mag alleen door een vergunninghouder gezien de diersoort, het geval dat iemand in Duitsland waar de das mag worden bejaagd (!), legaal een das bemachtigt of koopt, en die dan naar Nederland wil brengen om daar dan looi- en prepareerwerk aan te laten doen. Elke jager, elke inwoner, elke ondernemer, mag wild- of dierproducten -die in Nederland (zouden) vallen onder bijlage 2 art. 11, eerste lid, van het besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten- meenemen/(laten) toezenden uit EU-landen waar dezen legaal zijn verkregen en ze in Nederland laten slachten/bewerken/prepareren en de geprepareerde delen mee terug (doen) nemen naar het land van herkomst. En of ze daar dan in het handelsverkeer worden gebracht, zoals hier door een Britse opdrachtgever, is een zaak van het recht van dat land, en dat is daar volstrekt geoorloofd. [verdachte]s' handelwijze kan hier niet strafbaar gesteld worden, hij verricht hier legaal een bewerking aan dierproducten die als ze uit Nederland afkomstig waren -mits ook legaal verkregen- ook toegestaan zijn. E.e.a. is derhalve niet in strijd met de strekking van paragraaf 3 (art. 10) en paragraaf 4 (art. 11) van het besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten. Nederland hoeft zich voor buitenlandse dieren, dezelfde soorten als waar ze zelf vrijstelling (van de verboden in art. 13 ff-wet) voor geeft, niet anders op te stellen als voor dieren die hier leven. De EU-Vogelrichtlijn staat ook toe dat dezelfde diersoorten bejaagd worden, zoals hier in Groot-Brittannië. Nederland is verder gehouden om EU-bepalingen van vrij verkeer van goederen en diensten te honoreren, tenzij bijzondere belangen zich daartegen verzetten, en dat is hier niet het geval.
Nederland staat voor Nederlandse dieren trouwens ook toe dat in de gedode dieren, in het kader van vrijstelling/ontheffing door gedeputeerde staten om op dieren te mogen jagen als bedoeld in bijlage 2 (meeraangeduid), ze ook worden aangewend voor consumptie en handelsdoeleinden, zie bijvoorbeeld voor het voorbeeld van de knobbelzwaan uit de overgelegde stukken. Benutting/gebruik voor nuttige doeleinden is dus juist toegestaan als daar vraag naar is. Nederland, ook daar zijn voorbeelden van overgelegd, gedoogd en staat dus toe, dat in de Nederlandse vliegvisserij gaaien-, ekster- spreeuwen- en andere vleugels worden gebruikt en verhandeld in Nederland."
2.3.3. De door de raadsman overgelegde stukken betreffen:
i) een brief van [betrokkene 1] aan [B] van 4 februari 2008, inhoudende:
"Dear [verdachte],
I hope you are well and that you have had a good season.
Can you tell me when you will be able to skin and process the Waterhens we had delivered to last year? We need these quite urgently now.
We also need the Jays that bought from Gourmet Game as we are out of stock of these.
I hope to be in Holland sometime at the end of February of early March and will visit you than. I will let you know before I come.
Kind regards.";
ii) een catalogus van [C], met daarin een aanbieding van geprepareerde Vlaamse gaaien- en waterhoenvleugels en -veren ten behoeve van de sportvliegvisserij;
iii) Bijlage II/2 bij Richtlijn 79/409 van de Raad van de EG van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PbEG 1979, L 103; de Vogelrichtlijn) waarin is vermeld dat Groot-Brittannië overeenkomstig art. 7, derde lid, van die richtlijn toestemming mag geven voor het jagen op de waterhoen en de Vlaamse gaai;
iv) een samenvatting van Britse jachtwetbepalingen welke onder meer inhouden:
"Wildlife and coutryside Act, 1981
This Act makes it illegal to shoot certain birds at any time of the year. Other birds may be shot by authorized persons at any time except on Sundays in Scotland, on Christmas Day, and on Sundays in England and Wales in those areas where Sunday shooting has been expressly forbidden by order of the Secretary of State. These other birds are:
(...)
Jay
(...)
In addition certain other wild birds may only be shot during the open season relevant to them. These include the following:
(...)
Moorhen."
2.4. Het bestreden arrest houdt omtrent de verwerping van het in het middel bedoelde verweer het volgende in:
"De raadsman heeft het verweer gevoerd dat het tenlastegelegde geen strafbaar feit oplevert - naar het hof begrijpt - omdat het verbod waar het hier om gaat niet van toepassing is door het bestaan van feiten die vrijstellen van het verbod en door het primaat van EG-regelingen van vrij verkeer, immers de in de tenlastelegging bedoelde dierenhuiden zouden legaal zijn verkregen van leveranciers in Nederland of een andere EG-lidstaat (Verenigd Koninkrijk) voor de slacht en voor preparatie.
Het hof verwerpt dit verweer. Op geen enkele wijze is een feitelijkheid die ziet op de legale herkomst van de huiden aannemelijk geworden, noch ook een andere feitelijkheid om die huiden legaal voorhanden te hebben. De stukken die de raadsman heeft overgelegd zijn daartoe ontoereikend. Hetgeen de raadsman overigens als grondslag voor zijn verweer heeft bedoeld aan te voeren, kan dat verweer evenmin dragen."
2.5. Het Hof heeft geoordeeld dat op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat de in de bewezenverklaring genoemde huiden een legale herkomst hebben en dat de stukken die de raadsman heeft overgelegd daartoe ontoereikend zijn. Gelet op hetgeen door en namens de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd en op de inhoud van de hiervoor onder 2.3.3 weergegeven stukken is dat oordeel zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. Voor zover het middel daarover klaagt, is het terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 12 juli 2011.