2.2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Gerecht in Eerste Aanleg van 6 februari 2009 houdt in:
"Hierna gaat de rechter over tot het door de raadsman van de verdachte verzochte horen van de medeverdachten als getuigen.
(...)
De getuige, [betrokkene 1] (...) legt de belofte af.
Op de door de raadsman gestelde vragen, verklaart de getuige -zakelijk weergegeven-, als volgt:
Met betrekking tot de beschuldiging van inbraak op 18 september 2008 kan ik het volgende verklaren. Op de bewuste dag kwam [betrokkene 2] 's morgens vroeg naar me toe en vertelde dat hij een 'job' voor ons had. Ik ben toen met hem meegegaan. We hebben de bus genomen naar [plaats]. Ik weet niet meer hoe laat het toen was, maar daar aangekomen kwamen we [verdachte] en [betrokkene 3] tegen. Ik weet niet precies waar het was, maar toen we uit de bus stapten hebben we een eindje gelopen.
De raadsman houdt de getuige voor dat hij, de getuige, ten overstaan van de politie heeft verklaard dat zij elkaar thuis bij [verdachte] hebben ontmoet, waarop de getuige verklaart dat de ontmoeting niet bij [verdachte] thuis maar daar in de buurt, bij een huis in aanbouw, heeft plaatsgevonden.
De getuige vervolgt: We waren bij dat huis in aanbouw en [betrokkene 2] heeft het huis aangewezen waar we binnen zouden treden. Nadat de bewoners van het huis aan het eind van de middag weg waren gegaan, zijn zij naar binnen gegaan en na een poosje ben ik ook naar binnen gegaan. [Verdachte] had gezegd dat hij naar huis ging omdat hij wat dingen te doen had. Ik heb hem daarna niet meer gezien. Hij is niet in de woning geweest. Ik heb niet verklaard dat [verdachte] aan de inbraak heeft deelgenomen. Bij de politie was ik bang en heb ik iets anders verklaard. Ik was bang omdat ik net twee dagen uit de gevangenis vrijgelaten was en niet meer terug wilde.
De rechter houdt de getuige voor dat hij ook ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard heeft dat [verdachte] aanwezig was bij de inbraak. De getuige verklaart in reactie hierop dat hij niet weet waarom dat in de verklaring staat, omdat hij niet heeft gezegd dat [verdachte] in de woning is geweest. Hij kan zich niet herinneren dat te hebben verklaard.
De getuige vervolgt: Ik heb een fles whisky en een pak koekjes uit de woning weggenomen. De whisky heb ik opgedronken en de koekjes heb ik opgegeten. In de bus terug naar huis vertelde [betrokkene 2] mij dat hij gouden sieraden uit de woning had weggenomen. De volgende dag zijn we samen naar het pandhuis gegaan. [Betrokkene 2] is toen naar binnen gegaan om de spullen in pand te geven. Ik heb van hem Naf. 1.000,- van de opbrengst gekregen.
(...)
De getuige, [betrokkene 2] (...) legt de eed af.
Op de door de raadsman gestelde vragen, verklaart de getuige -zakelijk weergegeven-, als volgt:
Met betrekking tot de beschuldiging van de inbraak op 18 september 2008 kan ik het volgende verklaren. Op die desbetreffende dag ben ik in het huis geweest. Het was na twaalf uur, want rond 11 uur ben ik naar [plaats] gegaan. We hebben bij een huis in aanbouw gewacht. Ik heb niet ingebroken, want de deur stond open. Ik heb goederen van die mensen gezocht en meegenomen. Ik was met [betrokkene 1] en voor zover ik heb gezien was er verder niemand in dat huis. Ik ben bij [verdachte] thuis geweest en hij zei dat hij weg ging. Toen kwam een ander met het plan om het huis binnen te treden. Bij de politie heb ik iets anders verklaard, omdat [verdachte] dicht bij die mensen woont; daarom heb ik gezegd dat hij met het plan is gekomen. Ook is het zo dat de rechercheurs [verbalisant 1 en 2] met een papiertje kwamen aanzetten waarvan mij werd gezegd dat het een verklaring van [verdachte] was, waarin hij had gezegd dat hij met het plan was gekomen. De politie heeft mij in de war gebracht en ik wist niet wat ik moest zeggen. De rechercheur heeft tegen mij gezegd dat [verdachte] had verklaard dat wij hem hadden gebeld voor een afspraak om te gaan in te breken. Toen dacht ik: als hij over ons liegt dan lieg ik ook over hem. Ik heb vervolgens gezegd dat hij met het plan was gekomen en heb verklaard dat hij voornemens was een "atraco" te plegen. Hetgeen wat ik toen heb verklaard berust niet op waarheid.
Nadat ik de spullen uit het huis had genomen, ben ik naar huis gegaan. De politie heeft mij niks gevraagd over medeverdachte [medeverdachte]."