2.2. Blijkens de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep gehechte pleitnota heeft de raadsvrouwe aldaar onder meer het volgende aangevoerd:
"Strafmaat
6. Cliënt is veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf. Blijkens de oriëntatiepunten straftoemeting van het LOVS is voor dit feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden het oriëntatiepunt. Het is onduidelijk waarom de politierechter in deze zaak een hogere straf heeft opgelegd. Nu cliënt in eerste aanleg geen verweer heeft kunnen voeren, lijkt het erop dat daar de oorzaak voor deze hogere straf is gelegen. Daarnaast heeft cliënt in eerste aanleg ook niet kunnen aanvoeren dat er dusdanige omstandigheden aanwezig zijn, dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in deze zaak niet gepast is. Ik zal hierna kort uiteenzetten wat die omstandigheden zijn en tot welke passende straf dit zou moeten leiden.
7. Cliënt heeft, weliswaar illegaal, sinds 1996 in Nederland gewoond. Hij is hier getrouwd, met een Nederlandse vrouw, en heeft een klein kindje van inmiddels zes jaar oud. Vanwege zijn ongewenstverklaring heeft hij Nederland moeten verlaten. Maar het lange termijnplan is uiteindelijk weer terug te keren naar Nederland, naar zijn gezin.
8. Ingevolge artikel 6.6 van het Vreemdelingenbesluit, komt de ongewenstverklaring te vervallen als cliënt vijf jaar buiten Nederland heeft verbleven. Dat betekent dat cliënt in juli 2014 terug kan komen naar Nederland en hier kan proberen in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning voor verblijf bij zijn gezin.
9. Deze verblijfsvergunning zal echter worden afgewezen op het moment dat hij voor dit feit wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Op zich wordt een eens gepleegd misdrijf niet blijvend tegengeworpen, na verloop van vijf jaar zou de veroordeling voor dit feit in principe niet meer gebruikt kunnen worden om de aanvraag af te wijzen. Maar het probleem is dat de termijn van vijf jaar pas begint te lopen op de dag waarop de sanctie volledig is ten uitvoer gelegd. Dat is - ingeval van een gevangenisstraf - op de datum van de invrijheidstelling. Zie hoofdstuk A5/4.4.1 Vreemdelingencirculaire 2000.
10. Als nu voor dit feit een gevangenisstraf van twee maanden wordt opgelegd, dan zal cliënt bij terugkeer naar Nederland in 2014 eerst de openstaande straf moeten uitzitten. Pas daarna begint de termijn van vijf jaar te lopen en kan hij in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning. Dat zal, als het meezit, ergens in het najaar van 2019 zijn. Cliënt zal dus vanwege deze veroordeling in plaats van vijf jaar, wel tien jaar moeten wachten voordat hij met zijn gezin in Nederland kan worden herenigd.
11. Door deze omstandigheden, is oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een onevenredig zware straf.
12. Dat met deze omstandigheden rekening dient te worden gehouden, is eerder door het Hof Arnhem bevestigd. In het arrest van 30 januari 2004 (LJN AO3056) is als volgt overwogen:
"Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat een veroordeling van verdachte tot een onvoorwaardelijke straf ingevolge de vreemdelingencirculaire 2000 (hoofdstuk Cl/5.13 jo hoofdstuk Bl/2.2.4) zal leiden tot afwijzing van verdachtes aanvraag tot het verkrijgen van een verblijfsvergunning. Het hof acht dit vrijwel automatische gevolg niet gewenst, zodat het verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke geldboete".
13. Ik verzoek u daarom een voorwaardelijke gevangenisstraf of taakstraf, dan wel een (on)voorwaardelijke geldboete op te leggen. Voor een taakstraf geldt immers hetzelfde als voor een gevangenisstraf: de termijn van vijf jaar gaat pas lopen na de datum waarop de taakstraf is voltooid. Bij een boete geldt de datum waarop de geldboete is betaald als datum waarop de vijfjaarstermijn gaat lopen. Deze geldboete kan ook vanuit Egypte worden betaald, zodat oplegging van een onvoorwaardelijke geldboete geen onevenredige vertraging voor de verblijfsprocedure en voor de gezinshereniging hoeft te betekenen."