ECLI:NL:HR:2011:BP6458

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02962 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake snorder taxivervoer zonder vergunning

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, van 9 juni 2009. De verdachte, geboren in 1954 en woonachtig te Amsterdam, is beschuldigd van het verrichten van taxivervoer zonder de vereiste vergunning op 22 mei 2007. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld op 19 april 2011, onder zaaknummer 09/02962 E. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaten mr. J. Kuijper en mr. M. Mulder, heeft een middel van cassatie ingediend, waarin wordt betoogd dat de bewezenverklaring niet voldoende is gemotiveerd. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot een beslissing op basis van artikel 440 van het Wetboek van Strafvordering.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de bewijsmiddelen, waaronder processen-verbaal van politie, niet voldoende bewijs leveren dat de verdachte de snorder was die taxivervoer heeft verricht. De verbalisanten hebben waargenomen dat de verdachte op de openbare weg taxivervoer heeft aangeboden, maar er is onvoldoende bewijs dat hij daadwerkelijk de bestuurder was. De Hoge Raad oordeelt dat het Gerechtshof de bewezenverklaring onvoldoende heeft gemotiveerd, waardoor het middel van de verdediging doel treft.

De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest is gewezen door vice-president F.H. Koster, samen met raadsheren C.H.W.M. Sterk en M.A. Loth, en is uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend griffier J.D.M. Hart.

Uitspraak

19 april 2011
Strafkamer
nr. 09/02962
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, van 9 juni 2009, nummer 23/007136-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. J. Kuijper en mr. M. Mulder, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed, nu uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat het verdachte is geweest die de bewezenverklaarde gedraging heeft verricht.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 22 mei 2007 te Amsterdam op voor het openbaar verkeer openstaande wegen, met een auto voorzien van het kenteken [AA-00-BB] taxivervoer heeft verricht en aangeboden zonder een daartoe verleende vergunning."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op dinsdag 22 mei 2007 bevonden wij, verbalisanten, ons in burger gekleed en in een onopvallend dienstvoertuig op de openbare weg, de Dolingadreef, te Amsterdam. Ter hoogte van de kruising met de Charlotte Brontestraat zagen wij twee personen staan. Dit betroffen twee vrouwen. Direct hierna zagen wij een personenauto van het merk Suzuki, type Swift, blauw van kleur en voorzien van het kenteken [AA-00-BB] naast de personen stoppen. Wij, verbalisanten, zagen dat de twee personen in de genoemde Suzuki stapten.
Direct hebben wij, verbalisanten, de Suzuki gevolgd. Wij, verbalisanten, zagen dat de Suzuki stopte bij de flat Hogevecht te Amsterdam. Aldaar stapten de twee vrouwen uit en reed de bestuurder van de Suzuki weg in de richting van de Karspeldreef.
Direct hierna hebben wij (het hof begrijpt: verbalisanten) de twee vrouwen aangesproken.
Deze bevestigden dat zij zojuist door een zogeheten "snorder" waren afgezet en 2,50 euro hadden betaald. Een van de vrouwen is vervolgens als getuige gehoord. Het verhoor is per afzonderlijk proces-verbaal gerelateerd.
Na het verhoor hebben wij, verbalisanten, onze burgersurveillance weer voortgezet. Wij, verbalisanten, zagen de eerdergenoemde Suzuki stilstaan op de hoek van Eeftink met de Daalwijkdreef. Wij, verbalisanten, zagen dat een man instapte in de Suzuki en plaatsnam op de passagiersstoel. Vervolgens hebben wij de Suzuki weer gevolgd. Wij zagen vervolgens dat de Suzuki stopte bij de parkeergarage Haardstee en dat de man uitstapte.
De bestuurder reed vervolgens weg in de richting van de Foppingadreef.
Wij, verbalisanten, zijn achter de man aangelopen en hebben hem aangesproken. De man bevestigde dat hij zojuist door een zogeheten "snorder" was afgezet bij Haardstee en dat hij 2,50 euro had betaald. De man is vervolgens als getuige gehoord. Het verhoor is per afzonderlijk proces-verbaal gerelateerd."
b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende:
- als vraag van de verbalisant:
"U bent zojuist uit een personenauto gestapt. Ik vermoed dat het een snorder betreft, klopt dat?"
- als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ja."
- als vraag van de verbalisant:
"Hoe wist u dat het een snorder was?"
- als verklaring van [betrokkene 1]:
"Hij toeterde en maakte een handbeweging."
- als vraag van de verbalisant:
"Waar bent u ingestapt?"
- als verklaring van [betrokkene 1]:
"Op de Charlotte Brontestraat."
- als vraag van de verbalisant:
"Welk bedrag heeft u voor het ritje betaald en zijn er van te voren prijsafspraken gemaakt?"
- als verklaring van [betrokkene 1]:
"Het was 2,50 euro en dat is standaard."
c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende:
- als vraag van de verbalisant:
"U bent zojuist uit een personenauto gestapt. Ik vermoed dat het een snorder betreft, klopt dat?"
- als verklaring van [betrokkene 2]:
"Ja dat klopt."
- als vraag van de verbalisant:
"Hoe wist u dat het een snorder was?"
- als verklaring van [betrokkene 2]:
"Hij toeterde en maakte een handbeweging."
- als vraag van de verbalisant:
"Waar bent u ingestapt?"
- als verklaring van [betrokkene 2]:
"lk ben ingestapt op Eeftink."
- als vraag van de verbalisant:
"Welk bedrag heeft u voor het ritje betaald en zijn er van te voren prijsafspraken gemaakt?"
- als verklaring van [betrokkene 2]:
"Nee het is een standaardbedrag van 2,50 euro."
2.3. Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen kan niet volgen dat het de verdachte is geweest die de bewezenverklaarde gedraging heeft verricht. Het Hof heeft de bewezenverklaring in dat opzicht derhalve onvoldoende gemotiveerd, zodat het middel, voor zover het daarover klaagt, doel treft.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren C.H.W.M. Sterk en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 19 april 2011.