ECLI:NL:HR:2011:BP6017

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02558
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de toepassing van artikel 27 Sr en de aftrek van inverzekeringstellingstijd bij taakstraf

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte, geboren in 1969, in 2006 in verzekering is gesteld. De Hoge Raad behandelt de middelen van cassatie die zijn ingediend door de advocaat van de verdachte, mr. R.J. Baumgardt. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn beroep tegen de wrakingsbeslissingen en tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het Hof heeft verzuimd om artikel 27, eerste lid, Sr toe te passen met betrekking tot de inverzekeringstelling van de verdachte. De Hoge Raad oordeelt dat het middel gegrond is, omdat het Hof heeft nagelaten om de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht in aanmerking te nemen bij de oplegging van de taakstraf. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde taakstraf en vermindert deze van 120 uren naar 114 uren, met een bijbehorende vermindering van de vervangende hechtenis. Tevens wordt bevolen dat de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de taakstraf, waarbij voor iedere dag twee uren worden afgetrokken. De Hoge Raad wijst erop dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM, is overschreden, wat ook leidt tot een vermindering van de taakstraf. De uitspraak wordt gedaan door de vice-president en vier raadsheren, en is uitgesproken op 20 september 2011.

Uitspraak

20 september 2011
Strafkamer
nr. 09/02558
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 10 april 2009, nummer 20/001544-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn beroep tegen de wrakingsbeslissingen, tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover daarbij is verzuimd ter zake van de ondergane inverzekeringstelling art. 27, eerste lid, Sr toe te passen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gelet op HR 20 september 2011, nr 09/02557, LJN BP6016 en gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof bij het opleggen van de taakstraf niet heeft bevolen dat de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht bij de uitvoering van die straf in mindering zal worden gebracht.
3.2. De stukken van het geding houden in dat de verdachte op 21 maart 2006 in verzekering is gesteld en dat hij op 22 maart 2006 in vrijheid is gesteld. Het Hof heeft evenwel nagelaten art. 27, eerste lid, Sr in acht te nemen wat deze
inverzekeringstelling betreft. Het middel is dus gegrond. De Hoge Raad zal doen wat het Hof had behoren te doen. De Hoge Raad zal de tijd doorgebracht in verzekering aftrekken van de aan de verdachte opgelegde taakstraf. Hij zal daarbij de maatstaf van twee uur per in verzekering doorgebrachte dag aanleggen.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde taakstraf en voor zover daarbij is verzuimd ter zake van de ondergane inverzekeringstelling art. 27, eerste lid, Sr toe te passen;
vermindert de duur van de opgelegde taakstraf in die zin dat deze 114 uren bedraagt;
vermindert de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat deze 57 dagen beloopt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, in dier voege dat voor iedere dag twee uren zullen worden afgetrokken van het totaal aantal uren;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, W.M.E. Thomassen, C.H.W.M. Sterk en M.A. Loth, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 20 september 2011.