ECLI:NL:HR:2011:BP6012
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Bewijsklacht inzake samenwerking bij diefstal met gestolen creditcard
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van diefstal in vereniging met een ander, waarbij gebruik werd gemaakt van een gestolen creditcard. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte zich had bemoeid met het betalen van goederen met de creditcard van de medeverdachte, maar de Hoge Raad oordeelde dat uit de bewijsmiddelen niet kon worden afgeleid dat de verdachte zo bewust en nauw met de medeverdachte had samengewerkt dat er sprake was van handelen door twee of meer verenigde personen, zoals vereist onder artikel 311, eerste lid, aanhef en onder 4º van het Wetboek van Strafrecht.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling. De Hoge Raad concludeerde dat de motivering van het Hof niet voldeed aan de eisen van de wet, omdat niet was aangetoond dat de verdachte opzet had op het niet toebehoren van de creditcard aan hem of zijn medeverdachte. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en voldoende onderbouwing van de samenwerking tussen verdachten in strafzaken.
De zaak betreft een diefstal die plaatsvond op 30 maart 2007, waarbij de verdachte en de medeverdachte samen in een tankstation goederen kochten met een gestolen creditcard. De Hoge Raad oordeelde dat de bewijsmiddelen onvoldoende waren om de samenwerking te onderbouwen, wat leidde tot de vernietiging van de eerdere uitspraak en de terugverwijzing van de zaak.