ECLI:NL:HR:2011:BP5620

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01007
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.H. Beukenhorst
  • E.J. Numann
  • J.C. van Oven
  • W.D.H. Asser
  • C.E. Drion
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoor en wederhoor in cassatie bij administratieve fout in oproeping

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een geschil tussen DHL St. Maarten N.V. en een voormalige werknemer, aangeduid als [verweerster]. De kwestie draait om de vraag of de oproeping van [verweerster] voor een rechtszitting op een onjuist adres, als gevolg van een administratieve fout, als geldig kan worden beschouwd. De Hoge Raad oordeelt dat de oproeping niet als behoorlijk kan worden aangemerkt, omdat [verweerster] niet op de hoogte was van de procedure tegen haar. Dit schendt het beginsel van hoor en wederhoor, wat essentieel is voor een eerlijke rechtsgang. De Hoge Raad bevestigt dat indien een partij niet op de juiste wijze is opgeroepen, en daardoor niet kan verschijnen, dit leidt tot een schending van haar procesrechten. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van DHL en oordeelt dat de kosten van het geding in cassatie voor rekening van DHL komen, begroot op € 4.265,38. De uitspraak benadrukt het belang van correcte oproepingen in juridische procedures en de bescherming van fundamentele rechtsbeginselen.

Uitspraak

15 april 2011
Eerste Kamer
10/01007
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
DHL St. MAARTEN N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. D. Rijpma en
mr. A. van Staden ten Brink,
t e g e n
[Verweerster],
wonende in Sint Maarten,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als DHL en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak EJ no. 280 van 2008 van het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten van 4 maart 2009;
b. de beschikking in de zaak EJ-280/08-H-167/09 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 18 december 2009.
De beschikking van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft DHL beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Verweerster] is sedert 1998 bij DHL in dienst geweest.
(ii) Bij op 1 december 2008 bij het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten - hierna: het GEA - ingediend verzoekschrift heeft DHL verzocht de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden op grond van gewichtige redenen, bestaande in een verandering van omstandigheden, en haar een compensatie toe te kennen van Naf. 32.289,20, althans een zodanige vergoeding als het GEA redelijk acht.
(iii) [Verweerster] is door de griffier van het GEA bij brief en vervolgens bij deurwaardersexploot voor de behandeling van de zaak opgeroepen. Daarbij is als adres van [verweerster] gehanteerd het adres waar zij volgens de bevolkingsadministratie van Sint Maarten was ingeschreven.
(iv) [Verweerster] heeft geen verweerschrift ingediend en zij is niet verschenen ter zitting van het GEA van 18 februari 2009 en 4 maart 2009.
(v) Bij beschikking van 4 maart 2009 heeft het GEA de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van die datum ontbonden en aan [verweerster] ten laste van DHL een vergoeding toegekend van Naf. 32.289,20 bruto.
(vi) Nadat [verweerster] op 30 maart 2009 op de hoogte was gekomen van deze beschikking, heeft zij op 23 april 2009 hoger beroep daartegen ingesteld bij het Gemeenschappelijk hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. Zij heeft daarbij aangevoerd dat het GEA het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden en dat daarom grond bestaat tot doorbreking van het rechtsmiddelenverbod van art. 7A:1615w BWNA.
(vii) Bij beschikking van 18 december 2009 heeft het Gemeenschappelijk hof de beschikking van het GEA vernietigd en partijen in kennis gesteld van het voornemen om de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 februari 2010 te ontbinden, onder toekenning aan [verweerster] ten laste van DHL van een vergoeding van Naf. 200.585,66, te verminderen met de haar eventueel krachtens de Cessantia-Landsverordening toekomende uitkering.
3.2 Het hof heeft het beroep van [verweerster] op schending van het beginsel van hoor en wederhoor gehonoreerd met de volgende overwegingen:
"3.3.1 [Verweerster] stelt dat het fundamentele rechtsbeginsel van hoor en wederhoor is geschonden omdat de oproepingsbrieven voor de behandeling van de zaak in eerste aanleg naar een fout adres zijn gestuurd. Ten bewijze daarvan heeft zij een brief van [betrokkene 1], Section Head Front Office Burgerzaken Sint Maarten N.A. van 1 april 2009 overgelegd, waarin is vermeld dat door een administratieve fout de adresinformatie van [verweerster] niet, zoals had gemoeten, per 1 augustus 2008 was veranderd.
Dat alle (oproepings)brieven naar een fout adres zijn gestuurd, is niet bestreden, zodat het Hof daarvan uitgaat. Dit brengt met zich dat, nu is gesteld noch gebleken dat [verweerster] op een andere wijze op de hoogte is gesteld dat er een procedure tegen haar aanhangig was gemaakt, het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden.
3.3.2 Handhaving van dit beginsel is zo belangrijk dat het, indien herstel van de schending nog mogelijk is, niet kan worden vervangen door een schadevergoedingsactie in die zin dat [verweerster] nu niet-ontvankelijk verklaard zou moeten worden en vervolgens een schadeloosstelling zou dienen te vorderen. In het onderhavige geval kan het recht op hoor en wederhoor nog worden uitgeoefend, zodat het alleen al daarom niet mag worden vervangen door een schadeloosstelling."
3.3.1 Het middel keert zich tegen deze overwegingen en richt - terecht - geen klacht tegen het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van het hof dat een rechtsmiddelenverbod kan worden doorbroken indien wordt geklaagd dat een zo fundamenteel rechtsbeginsel is veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer kan worden gesproken en dat daarvan sprake is in het geval dat het beginsel van hoor en wederhoor is veronachtzaamd.
3.3.2 Bij de beoordeling van de klachten moet worden vooropgesteld dat in cassatie ervan moet worden uitgegaan dat de oproepingen van [verweerster] in eerste aanleg hebben plaatsgevonden met inachtneming van de voorschriften, vervat in art. 429ca en 429cc RvNA en in art. 58 en 59 van het Procesreglement voor civiele zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba en dat daarbij telkens een adres van [verweerster] is gehanteerd dat niet meer juist was, maar dat, als gevolg van een fout van de afdeling Burgerzaken van Sint Maarten, in de bevolkingsadministratie nog wel als het hare te boek stond. Voorts, dat [verweerster] niet langs andere weg op de hoogte was van het ontbindingsverzoek.
3.4.1 Het middel stelt in de kern de vraag aan de orde of in het geval dat de verweerder volgens de daartoe geldende wettelijke voorschriften is opgeroepen op een adres dat weliswaar als zijn adres is vermeld in de bevolkingsadministratie maar welke vermelding als gevolg van een administratieve fout van de betrokken overheidsinstantie onjuist is, zodat de oproeping de verweerder wegens een niet aan hem toe te rekenen omstandigheid niet heeft bereikt, de verweerder nochtans geacht kan worden behoorlijk te zijn opgeroepen. Die vraag moet ontkennend worden beantwoord.
Indien als gevolg daarvan de verweerder niet is verschenen en de rechter de zaak heeft behandeld en beslist, is dan ook het beginsel van hoor en wederhoor geschonden.
3.4.2 Het voorgaande betekent dat het hof terecht op de in rov. 3.3.1 genoemde gronden heeft geoordeeld dat sprake was van schending van hoor en wederhoor en daarmee zich een doorbrekingsgrond van het rechtsmiddelenverbod voordeed. Hierop stuiten de klachten van de onderdelen I en III af.
3.5 De klachten van onderdeel II kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt DHL in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 4.265,38 in totaal, waarvan € 4.146,38 op de voet van art. 243 Rv. te voldoen aan de Griffier, en € 119,-- aan [verweerster].
Deze beschikking is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren E.J. Numann, J.C. van Oven, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 15 april 2011.