ECLI:NL:HR:2011:BP5615
Hoge Raad
- Cassatie
- E.J. Numann
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wijziging kinderalimentatie en de vrijheid van de feitenrechter
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot wijziging van kinderalimentatie. De verzoekster, een vrouw, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die op 16 maart 2010 was gegeven. De vrouw was van mening dat de feitenrechter onvoldoende rekening had gehouden met de beschikbare financiële middelen van de alimentatieplichtige, in dit geval de man. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Breda en het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad geen nadere motivering behoeft te geven wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent gevolgd, die had geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen.
De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein, en de zaak is behandeld door de raadsheren E.J. Numann als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion. De uitspraak benadrukt de vrijheid van de feitenrechter bij het vaststellen van de beschikbare financiële middelen van de alimentatieplichtige, wat een belangrijk aspect is in zaken rondom kinderalimentatie.