ECLI:NL:HR:2011:BP5602

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03987
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WSNP zonder schone lei en termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2011 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoeker, die in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) een verzoek tot beëindiging zonder schone lei had ingediend. De zaak betreft de overschrijding van de beroepstermijn zoals vastgelegd in artikel 351 lid 1 F van de Faillissementswet, waarbij verzoeker aanvoert dat deze overschrijding verschoonbaar was vanwege een opname in het ziekenhuis. Het hof had echter geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, wat leidde tot het cassatieberoep.

De Hoge Raad verwijst naar de eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof te Amsterdam, waaruit blijkt dat verzoeker in eerste instantie niet in zijn gelijk is gesteld. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman was dat het cassatieberoep moest worden verworpen. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van verzoeker, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein, en de uitspraak is van belang voor de interpretatie van de WSNP en de toepassing van de termijnoverschrijding in dergelijke zaken.

Uitspraak

22 april 2011
Eerste Kamer
10/03987
RM/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak met het insolventienummer 07/399-R van de rechtbank Amsterdam van 2 juni 2010,
b. het arrest in de zaak 200.068.888/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 31 augustus 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 22 april 2011.