ECLI:NL:HR:2011:BP4977
Hoge Raad
- Cassatie
- E.J. Numann
- A. Hammerstein
- W.A.M. van Schendel
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Beroepsaansprakelijkheid van een advocaat in verband met nietigverklaarde dagvaarding
In deze zaak gaat het om de beroepsaansprakelijkheid van een advocaat in het kader van een nietigverklaarde dagvaarding. De Hoge Raad heeft op 18 maart 2011 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 10/01432. De eiseres, handelende onder de naam [A], heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, dat op 8 december 2009 is gewezen. De rechtbank Utrecht had eerder op 28 januari 2009 een vonnis gewezen in de onderliggende zaak. De eiseres was vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. K.G.W. van Oven, terwijl de verweerders, [verweerder 1] en [verweerster 2], niet verschenen waren in de cassatieprocedure.
De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier gevolgd, die tot verwerping van het beroep strekte. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd gemotiveerd door te stellen dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de eiseres bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders op nihil zijn begroot.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de aansprakelijkheid van advocaten en de gevolgen van nietigverklaarde processtukken. Het arrest biedt inzicht in de eisen die aan een dagvaarding worden gesteld en de gevolgen van het niet voldoen aan deze eisen voor de procespartijen.