ECLI:NL:HR:2011:BP4963
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toepassing van de Faillissementswet in het kader van de schuldsaneringsregeling en belastingteruggaven
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de toepassing van de Faillissementswet, specifiek in het kader van de schuldsaneringsregeling. De verzoekers, een echtpaar dat onder de schuldsaneringsregeling viel, hadden beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Arnhem. De rechtbank had geoordeeld dat teruggaven van de inkomstenbelasting, die door de belastingdienst naar de bankrekening van de bewindvoerder waren overgemaakt, moesten worden aangemerkt als 'nagekomen baten' in de zin van artikel 194 van de Faillissementswet. De rechtbank had de bewindvoerder bevolen om deze baten te vereffenen en te verdelen op basis van de vroegere uitdelingslijst.
De Hoge Raad overwoog dat de vraag of artikel 194 van toepassing is, niet kan worden aangemerkt als enkel het beheer of de vereffening van de failliete boedel, zoals bedoeld in artikel 85 van de Faillissementswet. Dit betekent dat voor geschillen over de vraag of bepaalde vermogensbestanddelen aan de vrije beschikking zijn onttrokken, de gewone procedureregels gelden en dat hoger beroep openstaat. De Hoge Raad concludeerde dat de verzoekers niet-ontvankelijk moesten worden verklaard in hun beroep, omdat zij niet de juiste procedure hadden gevolgd. De Hoge Raad benadrukte dat de rechtbank hen had moeten horen voordat zij haar beslissing nam, wat een schending van het beginsel van hoor en wederhoor inhield.
De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van de Faillissementswet en de rechten van schuldenaren in het kader van de schuldsaneringsregeling. De beslissing bevestigt dat belastingteruggaven die betrekking hebben op de periode van de schuldsaneringsregeling als baten kunnen worden beschouwd, maar dat de procedurele waarborgen voor de betrokkenen moeten worden gerespecteerd.