ECLI:NL:HR:2011:BP4802
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de afwikkeling van beëindiging van een vennootschap onder firma
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de afwikkeling van de beëindiging van een vennootschap onder firma (Vof). De zaak is gestart door [eiser], die in cassatie ging tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 juli 2008. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken voor het verloop van het geding in feitelijke instanties.
De advocaat van [eiser], mr. M.J. van Basten Batenburg, heeft de zaak toegelicht, terwijl mr. J.A.M.A. Sluysmans de belangen van [verweerder] behartigde. De Advocaat-Generaal L. Timmerman heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De advocaat van [eiser] heeft hierop gereageerd met een brief op 23 februari 2011.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft het beroep van [eiser] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op € 1.256,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann, en de zaak is behandeld door de raadsheren A. Hammerstein (voorzitter), F.B. Bakels en W.D.H. Asser.