ECLI:NL:HR:2011:BP4674
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- C.E. Drion
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Onverenigbaarheid van voorwaardelijk ingesteld cassatieberoep met goede procesorde
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij verzoekster, wonende te Roosendaal, een voorwaardelijk ingesteld cassatieberoep had ingediend. Dit beroep was ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 10 mei 2010 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen in de zaak, waaronder een vonnis van de rechtbank Breda van 15 december 2009. De advocaat van verzoekster, mr. P. Garretsen, heeft het cassatierekest ingediend, maar de Hoge Raad oordeelt dat het voorwaardelijk ingestelde cassatieberoep onverenigbaar is met een goede procesorde. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat verzoekster de mogelijkheid had om haar verzoekschrift aan te vullen na ontvangst van het proces-verbaal van de behandeling bij het hof, maar hiervan geen gebruik heeft gemaakt. De Hoge Raad concludeert dat de gestelde voorwaarde niet is vervuld en dat het cassatieberoep daarom niet inhoudelijk kan worden behandeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman, die adviseerde om het cassatieberoep niet inhoudelijk te behandelen, wordt door de Hoge Raad gevolgd. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep, zonder dat verdere motivering noodzakelijk is, aangezien de klachten niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.