2.2.3. Het Hof heeft de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien jaren. Het heeft daartoe onder meer het volgende overwogen:
"Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zijn vrouw op gewelddadige wijze om het leven gebracht en heeft (vervolgens) brand gesticht in de echtelijke woning. Ten tijde van de brandstichting waren zijn beide nog erg jonge kinderen (slapend) in de woning aanwezig. Daarmee heeft de verdachte ook voor zijn kinderen een levensgevaarlijke situatie gecreëerd. Bovendien heeft de verdachte, door zijn vrouw om te brengen, zijn kinderen van hun moeder beroofd. De verdachte heeft geweigerd de verantwoordelijkheid voor zijn daden te nemen en daarvoor verantwoording af te leggen. De brand is kennelijk gesticht met de bedoeling om sporen van het misdrijf te wissen. Tengevolge van de brandstichting is het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] zeer ernstig verminkt.
Door het plegen van deze delicten heeft de verdachte aan de nabestaanden onnoemelijk veel leed toegebracht, welk leed ter zitting op indringende wijze naar voren is gekomen door de inhoud van de schriftelijke slachtofferverklaring. Mede door het langdurige tijdsverloop voordat het tot nieuwe ontwikkelingen in deze zaak en (uiteindelijk) tot een berechting is gekomen, zal er bij de nabestaanden langdurig grote onbekendheid en onzekerheid zijn geweest over wat er zich nu precies heeft afgespeeld in de woning van de verdachte in de avond en nacht van 11 op 12 december 1996. Voor een deel zal die onbekendheid en onzekerheid ook blijvend zijn, zolang de verdachte geen volledige openheid van zaken wenst te geven. Ook dit rekent het hof de verdachte zwaar aan.
De verdachte heeft er niet voor teruggedeinsd zijn vrouw om het leven te brengen en zijn beide kinderen in gevaar te brengen. Hij heeft bovendien diverse keren op berekenende wijze getracht anderen als de daders of mogelijke daders van die delicten aan te wijzen, om zodoende de verdenking op anderen te laden en aan zijn bestraffing te ontkomen. Daarmee heeft de verdachte zich in de ogen van het hof neergezet als een kille, niets ontziende persoon. De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof meerdere keren een enigszins gelaten indruk gemaakt. Hij vestigt de indruk niet al te zeer gebukt te gaan onder de ernst van de delicten waarvan hij wordt verdacht.
De achtergrond van deze misdrijven en het motief van de verdachte laten zich, bij gebreke van enige concrete informatie of aanwijzingen daarover, slechts raden."