ECLI:NL:HR:2011:BP4607
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Motivering afwijzing vordering tot schadevergoeding in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een vordering tot schadevergoeding van een benadeelde partij, die door de rechtbank was toegewezen voor een bedrag van € 530,-. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, waarbij de advocaat van de benadeelde partij ook een middel van cassatie had voorgesteld. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de afwijzing van de vordering, voor zover deze een bedrag van € 265,- te boven gaat, onvoldoende had gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling van de vordering en de schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad oordeelde dat de afwijzing van de vordering tot schadevergoeding onvoldoende was gemotiveerd, in strijd met artikel 361, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat vereist dat de beslissing op de vordering van de benadeelde partij met redenen is omkleed. De Hoge Raad concludeerde dat het middel van de benadeelde partij terecht was voorgesteld en dat de zaak opnieuw moest worden beoordeeld door het Hof.