ECLI:NL:HR:2011:BP4587

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03582
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over openlijk geweld in vereniging met lichamelijk letsel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was beschuldigd van openlijk geweld in vereniging, gepleegd op 16 december 2006 te Nijmegen, waarbij hij samen met anderen geweld had gebruikt tegen twee slachtoffers. De tenlastelegging omvatte het stompen, slaan en schoppen van de slachtoffers, wat resulteerde in lichamelijk letsel, waaronder een bloedende hoofdwond. De advocaat van de verdachte, mr. S.F.W. van 't Hullenaar, heeft middelen van cassatie ingediend, waarbij hij betoogde dat de bewezenverklaring niet voldoende was gemotiveerd, met name voor wat betreft de rol van de verdachte in het geweld tegen een van de slachtoffers.

De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor het onderdeel waarin de verdachte werd beschuldigd van stompen en/of slaan. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de bewezenverklaring voldoende was onderbouwd en dat het niet noodzakelijk was dat de bewijsmiddelen specifiek aantonen dat de verdachte het geweld tegen het hoofd of lichaam van het slachtoffer heeft gepleegd. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en concludeerde dat het voldoende is dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest benadrukt de vereisten voor de bewijsvoering in zaken van openlijk geweld in vereniging en de rol van de verdachte daarin.

Uitspraak

19 april 2011
Strafkamer
nr. 09/03582
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 28 april 2009, nummer 21/003121-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover bewezen is verklaard "waarbij hij, verdachte heeft gestompt en/of geslagen", en tot vrijspraak daarvan, met verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof de bewezenverklaring niet naar behoren heeft gemotiveerd, met name niet voor zover de bewezenverklaring behelst dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft gestompt en/of geslagen.
3.2.1. Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 16 december 2006 te Nijmegen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Grote Markt, in elk geval op of aan de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit stompen en/of slaan en/of schoppen tegen het hoofd en/of lichaam, waarbij hij, verdachte, heeft gestompt en/of geschopt en/of geslagen, en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (een bloedende hoofdwond) voor [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad."
3.2.2. Daarvan is bewezenverklaard dat:
"hij op 16 december 2006 te Nijmegen met een ander, op of aan de openbare weg, de Grote Markt, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit stompen en slaan en schoppen tegen het hoofd en/of lichaam, waarbij hij, verdachte, heeft gestompt en/of geslagen."
3.2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsvoering zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 14 en 15.
3.3. Het middel berust op de opvatting dat, gelet op die bewezenverklaring, uit de gebezigde bewijsmiddelen moet kunnen volgen dat de verdachte tegen het hoofd en/of lichaam van Janssen heeft gestompt en/of geslagen. Die opvatting is onjuist. Bij een dergelijke, op art. 141 Sr toegesneden bewezenver-klaring is voldoende dat uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het bewezenverklaarde geweld (vgl. HR 11 november 2003, LJN AL6209, NJ 2003/573).
In het onderhavige geval is dus niet vereist dat die bewijsmiddelen inhouden dat het stompen en/of slaan van [slachtoffer 1] door de verdachte is geschied.
3.4. Het middel faalt.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 19 april 2011.