ECLI:NL:HR:2011:BP4587
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over openlijk geweld in vereniging met lichamelijk letsel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was beschuldigd van openlijk geweld in vereniging, gepleegd op 16 december 2006 te Nijmegen, waarbij hij samen met anderen geweld had gebruikt tegen twee slachtoffers. De tenlastelegging omvatte het stompen, slaan en schoppen van de slachtoffers, wat resulteerde in lichamelijk letsel, waaronder een bloedende hoofdwond. De advocaat van de verdachte, mr. S.F.W. van 't Hullenaar, heeft middelen van cassatie ingediend, waarbij hij betoogde dat de bewezenverklaring niet voldoende was gemotiveerd, met name voor wat betreft de rol van de verdachte in het geweld tegen een van de slachtoffers.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor het onderdeel waarin de verdachte werd beschuldigd van stompen en/of slaan. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de bewezenverklaring voldoende was onderbouwd en dat het niet noodzakelijk was dat de bewijsmiddelen specifiek aantonen dat de verdachte het geweld tegen het hoofd of lichaam van het slachtoffer heeft gepleegd. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en concludeerde dat het voldoende is dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest benadrukt de vereisten voor de bewijsvoering in zaken van openlijk geweld in vereniging en de rol van de verdachte daarin.