2.2.1. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 21 juli 2009 houdt in:
"De voorzitter deelt mede het wenselijk te achten eerst de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep te bespreken. De mededeling uitspraak van het vonnis van de politierechter van 2 juni 2008 met de onderhavige parketnummers is in persoon aan de verdachte uitgereikt op 31 december 2008. Voorts houdt zij de inhoud van de brief van de raadsvrouw van de verdachte, d.d. 6 januari 2009, voor, in welke brief de raadsvrouw de strafgriffie van de rechtbank te 's-Gravenhage te kennen geeft dat zij hoger beroep wenst in te stellen tegen voornoemd vonnis en dat zij hiertoe door haar cliënt is gemachtigd. Vervolgens is door de griffiemedewerkster [betrokkene 1] op basis van deze brief een akte instellen rechtsmiddel opgemaakt.
Daartoe door de voorzitter in de gelegenheid gesteld merkt de raadsvrouw in dit verband het navolgende op:
Het klopt wat u net heeft voorgehouden. Ik weet dat ik eigenlijk persoonlijk naar de griffie moet om hoger beroep in te stellen, maar destijds heb ik telefonisch contact gehad met de voornoemde griffiemedewerkster, die mij vertelde dat ik hoger beroep kon instellen door het sturen van een brief waarin ik aangaf dat ik door mijn cliënt was gemachtigd om hoger beroep in te stellen.
De voorzitter deelt mede dat met de inwerkingtreding van de Wet stroomlijnen hoger beroep op 1 maart 2007 de regels met betrekking tot het instellen van hoger beroep strenger zijn geworden. In de voornoemde brief van de raadsvrouw is weliswaar vermeld dat de raadsvrouw door haar cliënt is gemachtigd om hoger beroep in te stellen, maar niet dat de raadsvrouw de griffiemedewerk(st)er een bijzondere volmacht verleent om hoger beroep in te stellen. Ook is in de brief geen adres opgegeven voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding.
De raadsvrouw deelt hierop mede:
Nadat mijn cliënt de mededeling uitspraak van voornoemd vonnis had ontvangen, heb ik naar de griffie gebeld. Er werd mij verteld dat de termijn om hoger beroep in te stellen nog niet was verstreken en [betrokkene 1] zei mij vervolgens dat ik op de vorenomschreven manier hoger beroep kon instellen.
De voorzitter vraagt de advocaat-generaal om haar standpunt terzake.
De advocaat-generaal vordert dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep, overeenkomstig de door haar aan het gerechtshof overgelegde schriftelijke vordering. Zij merkt hiertoe het navolgende op:
De wet is duidelijk wat betreft de eisen met betrekking tot het geldig instellen van hoger beroep, terwijl bovendien de Wet stroomlijnen hoger beroep reeds op 1 maart 2007 in werking is getreden. De raadsvrouw heeft verzuimd aan de griffiemedewerker een schriftelijke bijzondere volmacht te verlenen om hoger beroep in te stellen, terwijl zij de wet op dit punt behoort te kennen en in ieder geval behoort zij dit beter te weten dan de betreffende griffiemedewerker.
De raadsvrouw deelt hierop mede dat zij blijft bij hetgeen zij zojuist heeft medegedeeld en dat zij de tekst van haar brief van 6 januari 2009 heeft doorgenomen met de griffiemedewerkster [betrokkene 1]."