ECLI:NL:HR:2011:BP4479

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03227
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep en de vereisten voor schriftelijke volmacht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2011 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat de verdachte niet-ontvankelijk had verklaard in zijn hoger beroep. De verdachte had hoger beroep ingesteld via zijn raadsvrouw, mr. T. Venneman, die een brief had gestuurd naar de griffie van de rechtbank. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerder arrest en stelt vast dat de raadsvrouw niet de vereiste bijzondere volmacht had verleend aan de griffiemedewerkster om namens de verdachte hoger beroep in te stellen. Dit is in strijd met artikel 450, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat strikte eisen stelt aan het instellen van hoger beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de raadsvrouw er niet op mocht vertrouwen dat de door de griffiemedewerkster verstrekte informatie omtrent het instellen van een rechtsmiddel correct was, en dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard moest worden in het hoger beroep. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling.

Uitspraak

24 mei 2011
Strafkamer
nr. 09/03227
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 21 juli 2009, nummer 22/000094-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. T. Venneman, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel komt op tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep.
2.2.1. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 21 juli 2009 houdt in:
"De voorzitter deelt mede het wenselijk te achten eerst de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep te bespreken. De mededeling uitspraak van het vonnis van de politierechter van 2 juni 2008 met de onderhavige parketnummers is in persoon aan de verdachte uitgereikt op 31 december 2008. Voorts houdt zij de inhoud van de brief van de raadsvrouw van de verdachte, d.d. 6 januari 2009, voor, in welke brief de raadsvrouw de strafgriffie van de rechtbank te 's-Gravenhage te kennen geeft dat zij hoger beroep wenst in te stellen tegen voornoemd vonnis en dat zij hiertoe door haar cliënt is gemachtigd. Vervolgens is door de griffiemedewerkster [betrokkene 1] op basis van deze brief een akte instellen rechtsmiddel opgemaakt.
Daartoe door de voorzitter in de gelegenheid gesteld merkt de raadsvrouw in dit verband het navolgende op:
Het klopt wat u net heeft voorgehouden. Ik weet dat ik eigenlijk persoonlijk naar de griffie moet om hoger beroep in te stellen, maar destijds heb ik telefonisch contact gehad met de voornoemde griffiemedewerkster, die mij vertelde dat ik hoger beroep kon instellen door het sturen van een brief waarin ik aangaf dat ik door mijn cliënt was gemachtigd om hoger beroep in te stellen.
De voorzitter deelt mede dat met de inwerkingtreding van de Wet stroomlijnen hoger beroep op 1 maart 2007 de regels met betrekking tot het instellen van hoger beroep strenger zijn geworden. In de voornoemde brief van de raadsvrouw is weliswaar vermeld dat de raadsvrouw door haar cliënt is gemachtigd om hoger beroep in te stellen, maar niet dat de raadsvrouw de griffiemedewerk(st)er een bijzondere volmacht verleent om hoger beroep in te stellen. Ook is in de brief geen adres opgegeven voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding.
De raadsvrouw deelt hierop mede:
Nadat mijn cliënt de mededeling uitspraak van voornoemd vonnis had ontvangen, heb ik naar de griffie gebeld. Er werd mij verteld dat de termijn om hoger beroep in te stellen nog niet was verstreken en [betrokkene 1] zei mij vervolgens dat ik op de vorenomschreven manier hoger beroep kon instellen.
De voorzitter vraagt de advocaat-generaal om haar standpunt terzake.
De advocaat-generaal vordert dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep, overeenkomstig de door haar aan het gerechtshof overgelegde schriftelijke vordering. Zij merkt hiertoe het navolgende op:
De wet is duidelijk wat betreft de eisen met betrekking tot het geldig instellen van hoger beroep, terwijl bovendien de Wet stroomlijnen hoger beroep reeds op 1 maart 2007 in werking is getreden. De raadsvrouw heeft verzuimd aan de griffiemedewerker een schriftelijke bijzondere volmacht te verlenen om hoger beroep in te stellen, terwijl zij de wet op dit punt behoort te kennen en in ieder geval behoort zij dit beter te weten dan de betreffende griffiemedewerker.
De raadsvrouw deelt hierop mede dat zij blijft bij hetgeen zij zojuist heeft medegedeeld en dat zij de tekst van haar brief van 6 januari 2009 heeft doorgenomen met de griffiemedewerkster [betrokkene 1]."
2.2.2. Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en heeft daartoe het volgende overwogen:
"De raadsvrouw van de verdachte heeft per brief, d.d. 6 januari 2009, de strafgriffie van de rechtbank te 's-Gravenhage te kennen gegeven dat zij hoger beroep wenst in te stellen tegen het vonnis van de politierechter van 2 juni 2008 met bovengenoemde parketnummers en dat zij hiertoe door haar cliënt is gemachtigd.
Ingevolge artikel 450, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering geldt voor vonnissen gewezen in eerste aanleg ná 1 maart 2007, dat een gemachtigde raadsvrouw bij brief een schriftelijke bijzondere volmacht kan geven aan een griffiemedewerker van de rechtbank om namens een cliënt hoger beroep in te stellen. De raadsvrouw dient in die brief in elk geval aan te geven dat zij door haar cliënt uitdrukkelijk is gemachtigd om hoger beroep in te stellen én zij dient daarbij tevens aan de griffiemedewerker een schriftelijke bijzondere volmacht te verlenen als voormeld.
In de brief van de raadsvrouw is geen melding gemaakt van die laatstgenoemde schriftelijke bijzondere volmacht aan een griffiemedewerker en ook overigens is van een dergelijke volmacht niet gebleken.
Het vorenstaande brengt met zich dat het hoger beroep niet is ingesteld overeenkomstig de eisen die de wet daaraan stelt, zodat de verdachte daarin niet-ontvankelijk dient te worden verklaard."
2.2.3. Tot de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken van het geding behoort een door de griffier van de Rechtbank te 's-Gravenhage ondertekende "Akte instellen rechtsmiddel", inhoudende:
"Op 06 januari 2009 kwam ter griffie van deze rechtbank
[betrokkene 1]
ambtenaar ter voormelde griffie
blijkens de aan deze akte gehechte bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigd door na te noemen persoon tot het aanwenden van na te melden rechtsmiddel, die verklaarde namens:
naam [verdachte]
voornamen [voornamen]
geboren [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats]
wondende te [woonplaats]
adres [adres]
Beroep in te stellen tegen het vonnis gewezen door de Politierechter in deze rechtbank op 02 juni 2008."
Aan deze akte is een brief van 6 januari 2009 gehecht, gericht aan [betrokkene 1], griffiemedewerkster van de Rechtbank te 's-Gravenhage, voor zover hier van belang, inhoudende:
"Geachte [betrokkene 1],
Tot mij wendde zich [verdachte] met het verzoek zijn belangen te behartigen in bovengenoemde zaken. Hierbij bericht ik u dat ik namens cliënt gemachtigd ben hoger beroep tegen de uitspraken in bovengenoemde zaken in te stellen. Hierbij doe ik zulks en verzoek ik u mij dit te bevestigen.
(...)
Vertrouwend u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
G.A. Nandoe Tewarie"
2.3. Het Hof heeft de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in zijn beroep doen steunen op de vaststelling dat de brief van de raadsvrouwe aan de griffiemedewerkster niet inhoudt een op grond van art. 450, eerste lid aanhef en onder b, Sv vereiste bijzondere volmacht aan die griffiemedewerkster om namens de verdachte hoger beroep in te stellen en dat ook overigens niet van een dergelijke volmacht is gebleken.
2.4.1. Zoals de Hoge Raad heeft geoordeeld in zijn arrest van 22 december 2009, LJN BJ7810, NJ 2010/102, kan ook een advocaat schriftelijk hoger beroep instellen op de wijze die is voorzien in art. 450, derde lid, Sv. De daartoe vereiste schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker moet dan inhouden (i) de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep, (ii) de verklaring dat de verdachte instemt met het door de griffiemedewerker in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep, en (iii) het door de verdachte opgegeven adres voor toezending van het afschrift van de appeldagvaarding.
2.4.2. Voordat de Hoge Raad bovengenoemd arrest had gewezen, leidde de wet van 5 oktober 2006 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen en het wijzingen van de tenlastelegging (Wet stroomlijnen hoger beroep; Stb. 470) tot onzekerheid wat betreft de vraag of een advocaat aan een griffiemedewerker een schriftelijke volmacht kan verlenen om namens de verdachte een rechtsmiddel in te stellen, in het bijzonder doordat de uit de memorie van toelichting sprekende bedoeling hieromtrent niet in de wettelijke regeling is verwoord. In het licht daarvan en in aanmerking genomen hetgeen door de raadsvrouwe is aangevoerd, is het in 's Hofs overwegingen besloten liggende oordeel dat de raadsvrouwe er niet op mocht vertrouwen dat de door de griffiemedewerkster verstrekte informatie omtrent het instellen van een rechtsmiddel geen later fataal blijkende fouten of leemten bevat en dat door het instellen van hoger beroep conform deze verstrekte informatie ook het beoogde doel, te weten het rechtsgeldig instellen van het rechtsmiddel wordt bereikt, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk.
2.5. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu, W.M.E. Thomassen, W.F. Groos en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 24 mei 2011.