ECLI:NL:HR:2011:BP4476
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie over gegronde bewijsklacht medeplegen bedreiging met misdrijf tegen het leven
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De feiten dateren uit de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002, waarin de verdachte samen met anderen de [slachtoffer] heeft bedreigd. De bedreiging vond plaats in de gemeente Kerkrade, waar de verdachte en zijn mededaders de [slachtoffer] met een vuurwapen bedreigden. De verdachte heeft het beroep ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J. Serrarens.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 7 tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 7 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie leiden, met uitzondering van het vijfde middel, dat klaagde over de onvoldoende onderbouwing van de bewezenverklaring van het onder 7 tenlastegelegde feit. De Hoge Raad oordeelde dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kon volgen dat de verdachte zo bewust en nauw met anderen heeft samengewerkt dat sprake was van medeplegen. Dit leidde tot de conclusie dat de bewezenverklaring niet naar de eisen der wet met redenen was omkleed.
Het arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, en is uitgesproken op 5 april 2011.