3.1 In deze zaak, betreffende de uitleg van art. 7a van de met ingang van 1 januari 2007 ingetrokken Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW), kan in cassatie van het volgende worden uitgegaan.
(i) Coloplast B.V. heeft ter uitvoering van een bij haar van kracht zijnde pensioenregeling voor haar werknemers, onder wie [eiseres], de mogelijkheid geopend met Legal & General een individuele pensioenverzekering af te sluiten.
(ii) [Eiseres] heeft per 1 oktober 2002 (de datum waarop zij bij Coloplast in dienst is getreden) met Legal & General een pensioenverzekeringsovereenkomst, "Nova Top Pensioen" genaamd, afgesloten met als einddatum 1 april 2035 (hierna: de pensioenverzekering).
(iii)Bij deze overeenkomst gaat het om een zogenoemde "beschikbare premieregeling" waarin - anders dan bij een "streefregeling" waarin wordt uitgegaan van een bepaald te bereiken pensioenniveau - de beschikbare premie centraal stond. Het van de premie beschikbare gedeelte werd door Legal & General belegd en de pensioenrechten en afkoopwaarde waren van het resultaat van de beleggingen afhankelijk.
(iv) Volgens de aanvankelijk geldende polis was een jaarpremie verschuldigd van € 2.130,-- met een beleggingsbestanddeel van € 1.722,32. Dat beleggingsbestanddeel zou gelden tot en met 1 oktober 2009, waarna als beleggingsbestanddeel een bedrag van € 1.897,40 zou worden aangehouden.
(v) Op 16 januari 2004 is de polis aldus gewijzigd, dat de jaarpremie met ingang van 1 oktober 2003 € 2.278,-- bedroeg. Van deze premie werd als beleggingsbestanddeel aangemerkt:
- € 1.844,01 vanaf de vervaldagen 1 oktober 2003 tot en met 1 oktober 2009;
- € 2.032,89 vanaf de vervaldagen 1 oktober 2010 tot en met 1 oktober 2033.
Op de laatste vervaldag, 1 oktober 2034, was een premie van € 949,16 verschuldigd, waarvan € 847,03 als beleggingsbestanddeel werd aangemerkt.
(vi) Op de premies met de vervaldagen 1 oktober 2002 tot en met 1 oktober 2009 werd dus een hoger bedrag voor kosten ingehouden dan op de daarna verschuldigde premies.
(vii) Per 1 mei 2005 hebben de werknemers van Coloplast, en dus ook [eiseres], hun pensioenverzekeringsovereenkomsten met Legal & General opgezegd, met het verzoek de waarde van hun verzekeringen aan een nieuwe uitvoerder van de pensioenregeling van Coloplast over te dragen.
(viii) Hoewel Legal & General daartoe niet verplicht was, heeft zij toegezegd aan dit verzoek te voldoen, waarbij zij als voorwaarde heeft gesteld dat de beëindiging per 1 oktober 2005 zou plaatsvinden.
(ix) Legal & General heeft de over te dragen waarde berekend op basis van het hiervóór - onder (iv) en (v) - vermelde beleggingsbestanddeel van de betaalde premies. Het restant van de betaalde premies heeft volgens die berekening betrekking op door Legal & General gemaakte kosten, en wel een vast bedrag voor jaarlijkse kosten gedurende de hele looptijd, dus tot 1 oktober 2034, en daarboven gedurende de eerste jaren (1 oktober 2002 tot en met 1 oktober 2009) een bedrag ter dekking van de aanvangskosten, met name gevormd door de provisie van de tussenpersoon.
(x) Een circulaire van 20 december 2000 van de Verzekeringskamer bevat onder meer de volgende passage:
"Het hanteren van een systeem waarbij de uitvoeringskosten van de regeling in feite al in de beginperiode in haar totaliteit in rekening worden gebracht, is in strijd met artikel 7a PSW, indien de voor pensioeninkoop beschikbare premie als gevolg hiervan dermate verlaagd wordt dat de norm van evenredige opbouw niet gestand gedaan kan worden."