ECLI:NL:HR:2011:BP4399
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bestreden uitspraak inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De zaak was eerder behandeld door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 7 april 2009 een uitspraak deed in een vordering tot ontneming van voordeel. De betrokkene, geboren in 1986, had beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De advocaat van de betrokkene, mr. S.B.J. Hiemstra, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Silvis concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak voor herbehandeling.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar enkel wat betreft de hoogte van het opgelegde bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De Hoge Raad heeft het te betalen bedrag vastgesteld op € 10.000,-. De Hoge Raad oordeelde dat de betrokkene geen belang had bij het middel, omdat artikel 577b, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering de betrokkene de mogelijkheid biedt om na de afdoening van de hoofdzaak te verzoeken om vermindering of kwijtschelding van het ontnemingsbedrag.
De Hoge Raad heeft verder vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de betalingsverplichting van de betrokkene. De Hoge Raad heeft uiteindelijk geoordeeld dat geen van de middelen tot cassatie kon leiden, en dat de bestreden uitspraak ambtshalve diende te worden vernietigd op basis van de overschrijding van de redelijke termijn.