ECLI:NL:HR:2011:BP4338

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01995
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg beding in huwelijkse voorwaarden en de Haviltex-maatstaf in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de vrouw tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen, had beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof, waarin een beding in de huwelijkse voorwaarden werd uitgelegd. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. van Duijvendijk-Brand, verzocht het beroep te verwerpen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Middelburg en het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekte tot verwerping van het cassatieberoep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen.

De uitspraak benadrukt het belang van de Haviltex-maatstaf bij de uitleg van huwelijkse voorwaarden en bevestigt dat nieuwe feitelijke stellingen die niet eerder zijn aangevoerd, niet in cassatie kunnen worden ingediend. De Hoge Raad heeft de beschikking van het hof bevestigd en het cassatieberoep verworpen, waarmee de eerdere beslissingen in de feitelijke instanties zijn gehandhaafd.

Uitspraak

22 april 2011
Eerste Kamer
10/01995
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 62329/FA RK 08-448 van de rechtbank Middelburg van 17 september 2008;
b. de beschikking in de zaak 200.055.700/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 februari 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 22 april 2011.