ECLI:NL:HR:2011:BP4338
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- C.E. Drion
- Rechtspraak.nl
Uitleg beding in huwelijkse voorwaarden en de Haviltex-maatstaf in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de vrouw tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen, had beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof, waarin een beding in de huwelijkse voorwaarden werd uitgelegd. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. van Duijvendijk-Brand, verzocht het beroep te verwerpen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Middelburg en het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekte tot verwerping van het cassatieberoep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen.
De uitspraak benadrukt het belang van de Haviltex-maatstaf bij de uitleg van huwelijkse voorwaarden en bevestigt dat nieuwe feitelijke stellingen die niet eerder zijn aangevoerd, niet in cassatie kunnen worden ingediend. De Hoge Raad heeft de beschikking van het hof bevestigd en het cassatieberoep verworpen, waarmee de eerdere beslissingen in de feitelijke instanties zijn gehandhaafd.