ECLI:NL:HR:2011:BP4020

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03088
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over terugkomen van bindende eindbeslissing inzake bewijswaardering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De zaak betreft een geschil tussen [eiser], wonende te [woonplaats], Tsjechië, en [verweerster], gevestigd te [vestigingsplaats]. De Hoge Raad heeft zich gebogen over de vraag of de rechter op goede gronden is teruggekomen van een bindende eindbeslissing over de waardering van bewijs. Dit betreft de toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat voorschrijft dat de rechter partijen in de gelegenheid moet stellen zich uit te laten over het voornemen om terug te komen van een eerdere beslissing.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [eiser] heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof te Arnhem van 20 mei 2008 en 28 april 2009. [verweerster] heeft een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de eerdere vonnissen van de rechtbank Arnhem en de arresten van het hof in aanmerking genomen. De advocaten van beide partijen hebben de zaak toegelicht, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekte tot verwerping van het principaal cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in het middel zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

1 april 2011
Eerste kamer
09/03088
EE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
In de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats], Tsjechië,
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaten : mr. D.M. de Knijff en mr. R.L. Bakels.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 113170/HA ZA 04-855 van de rechtbank Arnhem van 21 juli 2004, 16 februari 2005 en 22 juni 2005;
b. de arresten in de zaak 104.001.411 (rolnummer oud 2005/992) van het gerechtshof te Arnhem van 8 augustus 2006, 26 juni 2007, 20 mei 2008 en 28 april 2009.
De arresten van het hof van 20 mei 2008 en 28 april 2009 zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof van 20 mei 2008 en 28 april 2009 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. [Verweerster] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft in het principale beroep geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid althans tot verwerping. [Eiser] heeft in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep geconcludeerd tot verwerping.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren E.J. Numann, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 1 april 2011.