ECLI:NL:HR:2011:BP3963
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van schadevergoeding in strafzaak met benadeelde partij
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in het kader van een strafzaak tegen de verdachte, die gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'Arnhem, locatie Arnhem-Zuid'. De benadeelde partij had een schadevergoeding van € 78.204,- gevorderd, maar het Hof heeft deze vordering uiteindelijk toegewezen tot een bedrag van € 62.742,-. De Hoge Raad heeft de beoordeling van het Hof bevestigd, waarbij het Hof oordeelde dat de schade moet worden vastgesteld op basis van de gegevens die de benadeelde partij zelf in het voegingsformulier heeft verstrekt, in plaats van de eerdere bevindingen van de politie. Dit oordeel is volgens de Hoge Raad niet onbegrijpelijk en valt binnen de beoordelingsvrijheid van de feitenrechter.
De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de middelen van cassatie niet tot vernietiging kunnen leiden, omdat de vordering van de benadeelde partij voldoende gemotiveerd was en de beslissing van het Hof niet in strijd was met de wet. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waarmee de beslissing van het Hof in stand blijft.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de rol van de feitenrechter bij de beoordeling van schadevergoedingen in strafzaken en bevestigt dat de rechter de vrijheid heeft om te oordelen op basis van de door de benadeelde partij verstrekte informatie, mits dit niet onbegrijpelijk is.