ECLI:NL:HR:2011:BP3955

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00031
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over opzetheling en bewijsvoering in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van opzetheling van een mobiele telefoon, die hij op 10 en 11 augustus 2008 in Amsterdam in zijn bezit had. De bewezenverklaring steunde op verklaringen van zowel de aangifte als de verdachte zelf. De aangifte beschreef hoe de telefoon was gestolen tijdens een zakkenrollerij, terwijl de verdachte verklaarde dat hij de telefoon van een onbekende man had gekocht voor 50 euro. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring niet voldoende was gemotiveerd. Er ontbrak een nadere motivering die aantoonde dat de verdachte wist dat de telefoon een door misdrijf verkregen goed betrof. Hierdoor was de bewezenverklaring ontoereikend gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigde het bestreden arrest en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs en motivering in strafzaken, vooral bij de beoordeling van opzet en kennis van de verdachte met betrekking tot de herkomst van goederen.

Uitspraak

29 maart 2011
Strafkamer
nr. 10/00031
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 november 2009, nummer 23/006030-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboortedatum] op [geboortedatum] 1975, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. T.S. Kessel, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel bevat de klacht dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed, nu uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte wist dat de mobiele telefoon een door misdrijf verkregen goed betrof.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 10 en 11 augustus 2008 te Amsterdam een mobiele telefoon (merk Sony Ericsson) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ik doe aangifte ter zake zakkenrollerij / tassenrollerij. Op maandag 11 augustus 2008 omstreeks 19:00 uur bevond ik mij op het Damrak te Amsterdam. Daar werd ik aangesproken door een manspersoon. Nadat deze man mij een hand had gegeven, zag en voelde ik dat deze man mij omhelsde. Terstond na de ontmoeting met de man merkte ik dat ik mijn Sony Ericsson mobiele telefoon niet meer in mijn bezit had. Ik zag dat de man die mij had omhelsd wegrende in de richting van de Dam.
Op maandag 11 augustus 2008 omstreeks 00:30 uur op de Dam heb ik wederom mijn eigen nummer gebeld. Ik kreeg een man aan de lijn en ik heb hem gevraagd of ik mijn telefoon terug kon krijgen. Deze man zou naar de Dam komen. Ongeveer tien minuten later werd ik op de Dam aangesproken door een voor mij onbekende man. Vervolgens heb ik het afgesproken teken gegeven en werd deze man door de politie aangehouden. Ik zag dat de politie de zakken van de man doorzocht en mijn telefoon uit de zak van de man pakte. Ik herkende de telefoon als zijnde mijn mobiele telefoon. Dit was de telefoon die eerder die avond, tijdens de ongewilde omhelzing met de andere verdachte, is weggenomen."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik zal u vertellen wat er gister en vannacht is gebeurd. Ik zat gisteravond op de Zeedijk ter hoogte van Winston. Ik werd plotseling aangesproken door een manspersoon. De man vroeg mij of ik een telefoon wilde kopen. Ik vroeg de man wat voor telefoon het was, want ik had wel een telefoon nodig. De man liet mij een Sony Ericsson zien en vroeg 50 euro voor de telefoon. Ik wilde de telefoon wel hebben. Ik werd op een bepaald moment gebeld op de telefoon. Ik hoorde dat er een man met mij sprak. De man vertelde mij dat de telefoon zoek was en dat ik de telefoon moest terug brengen. Ik wilde dat wel, maar ik vroeg wel mijn geld terug. Ik had namelijk 50 euro betaald."
2.3. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, kan uit de gebezigde bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat de verdachte, zoals is bewezenverklaard, wist dat de mobiele telefoon een door misdrijf verkregen goed betrof. De bewezenverklaring is dus ontoereikend gemotiveerd.
2.4. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 29 maart 2011.